Home » Onderzoek » Onderzoek: wat gebeurt er aan kinderfilosofie in het Vlaams primair onderwijs?

Onderzoek: wat gebeurt er aan kinderfilosofie in het Vlaams primair onderwijs?

Kaatje Vranken is student psychologie, en deed onderzoek op het vakgebied pedagogiek naar de vraag hoe filosofieonderwijs eruit ziet in het basisonderwijs in Vlaanderen.

Waarom wilde je dit onderzoeken?

“Filosoferen is in Vlaanderen opgenomen in de einddoelen van enkele studierichtingen in voor het middelbaar onderwijs. Op mijn faculteit vroeg men zich af hoe het met filosofieonderwijs zit in het basisonderwijs. Ik ben gaan onderzoeken hoe leerkrachten het ervaren en waar ze tegenaan lopen.”

Hoe ben je te werk gegaan?

“Ik vond elf leerkrachten die filosofeerden en ben met open blik en luisterend oor gaan kijken en luisteren naar hun filosofeersessies in de klas. Na de les mocht ik ze bevragen. Ik vroeg ze naar hun methodes, hun achtergrond en opleiding. Ik vroeg ze hoe ze dachten over kinderfilosofie en of ze specifiek voor kinderfilosofie een opleiding erin hebben gevolgd. Op grond van de interviews heb ik een uitgebreide data-analyse kunnen doen. Ik heb de  implementatie, doelstellingen, opvattingen, uitdagingen en het algemeen beleid van de school hierin kunnen onderbrengen. Al met al kon ik een conclusie van tien pagina’s schrijven.” (zie bijlage onderaan het artikel)

Wat waren je bevindingen?

“Alle leerkrachten hadden positieve ervaringen met filosoferen. Ze vinden bovendien dat het thuis hoort in het onderwijs. Er gaan echter ook uitdagingen mee gepaard. Het was moeizaam om met een grote groep te filosoferen, om de klas stil te krijgen en ze ervaren tijdsdruk. De leerkrachten vonden het bovendien moeilijk dat ze vaak de enige in de school waren die filosofeerden. Ze ontvingen weinig ondersteuning van collega’s of hun schooldirectie. Ze misten een vorm van begeleiding en samenwerking. Vooral leerkrachten zedenleer, die voor een paar uur per week op een school lesgeven, hadden last van bijvoorbeeld het steeds moeten wisselen van lokaal, waardoor ze steeds opnieuw een nieuwe filosofeerplek moesten inrichten. Zij ervaarden het stigma van ‘die ene leerkracht in haar eentje’ meer, met name omdat andere leerkrachten niet altijd op de hoogte zijn van wat ze juist doen in de klas.”

“Leerkrachten vinden het evengoed zeer waardevol voor de leerlingen. De wereld waarin ze nu opgroeien, zit vol (mis)informatie, die via allerlei media tot hen komt. Daarom is het belang dat kinderen kritisch zijn en goede vragen kunnen stellen. Filosofie is hier een goed middel voor. De leerkrachten hoorden leerlingen ook buiten de filosofieles vragen stellen als ‘is dat wel zo?’ Ook merkten de leerkrachten dat taal leren beter gaat door filosofie, omdat filosoferen de drempel tot spreken voor kinderen verlaagt. Ze merkten dat armtalige leerlingen spraakzamer werden naar mate ze vaker filosofeerden.”

“Wat me opviel was dat elke les helemaal anders verloopt. Het komt omdat kinderen het gesprek voeren dat ze willen voeren en omdat leerkrachten het steeds verschillend kunnen aanpakken. Desondanks komen vijf fasen steeds terug: introductie, impuls (verhaal), formuleren van een vraag (van de leerlingen of van de leerkracht), het onderzoeksgesprek en de afronding die bestaat uit een verwerkingsopdracht of een metagesprek.”

Hoe kunnen deze leerkrachten profiteren van jouw onderzoek?

“Ik heb ze gevraagd wat ze nodig hebben. Allereerst willen ze meer erkenning in de lerarenopleiding voor het vak. Ze willen bijscholing en hiervoor financiële ondersteuning ontvangen van de overheid. Ze verlangen naar praktische tips van collega’s en willen hierom graag een netwerk van filosoferende leerkrachten oprichten. Daarnaast willen ze op hun scholen meer tijd voor filosoferen op het rooster en een filosofeerlokaal. Wat ze erg leuk zouden vinden om te doen is hun schoolteams te informeren over filosoferen en te kunnen uitleggen wat ze doen, hoe ze het doen en waarom. Mijn onderzoek heeft geholpen hun praktijken en wensen publiek te maken.”

Wat kan het onderwijs leren van jouw onderzoek?

“Leerdoelen in de Vlaamse leerplannen zoals gespreksvaardigheden, taalontwikkeling, morele ontwikkeling, cognitieve en sociale ontwikkeling zijn door filosoferen op een leuke en goedkope manier te behalen. Je zet kinderen op een ander niveau aan het denken en maakt iets in hen wakker. Het is heel iets anders dan de verhalen over wat kinderen in het weekend hebben gedaan.”

Wat was er zo leuk aan je onderzoek?

“Ik koos een andere, open insteek. Mijn bevindingen kwamen niet op de gebruikelijke manier tot stand, zoals wanneer een filosoof de school in gaat om te filosoferen en opschrijft wat er gebeurt. Doordat ik met deze leerkrachten gesprekken voerde, krijgen ze een podium, waardoor men kan zien en horen wat zij doen en vinden. Ik vond het geweldig leuk om te zien dat zij een echte trial-and-error-mindset hadden. Ze staan open voor de inbreng van hun leerlingen en zijn bereid om iets compleet nieuws te doen.”

Lees hier het hele onderzoek van Kaatje Vranken

Geschreven door:

CKN

Stichting Centrum Kinderfilosofie Nederland
Meer artikelen uit dit dossier:
Share This