Al jarenlang wordt kinderfilosofie gebruikt in de theatereducatie. De educatieafdelingen bij grote instellingen zoals Het Nationaal Theater en Internationaal Theater Amsterdam gebruiken de denkwijze achter kinderfilosofie in hun materiaal of hebben kinderfilosofen in hun team zitten. Ik word nu opgeleid tot theaterdocent. Het vak filosofie intrigeert mij ook. Filosofie als middel voor theatereducatie gebeurt al veel, maar ik ben benieuwd of theater ook werkt als middel voor de filosofie-educatie?
Afgelopen maanden heb ik meegelopen met de kinderfilosoof en dramaturg Laura Minderhoud. Dit heb ik gedaan in het kader van een verdiepende stage voor de opleiding docent theater op ArtEZ Arnhem. Ik was benieuwd naar de rol van kinderfilosofie in de theatereducatie en de rol van theater in de filosofie-educatie. Met Laura heb ik op een basisschool lessen kinderfilosofie gegeven. Toen onze samenwerking tot stand kwam vroeg zij mij hoe theater een rol zou kunnen krijgen in de filosofielessen. Doordat zij mij deze vraag stelde, vroeg ik me meteen af of het wel bestond. Werd theater al gebruikt in de filosofie-educatie?
Filosofie en theater is voor mij geen nieuwe combinatie. Filosofische vragen worden vaak behandeld tijdens repetitieprocessen en bij het maken van voorstellingen of theatrale interventies. Maar ik heb nog nooit gezien hoe theater werd gebruikt in de filosofie-educatie met basisschool kinderen. Of dit werkt wilde ik gaan onderzoeken aan de hand van twee theater/filosofielessen. Door middel van deze praktijkervaringen onderzocht ik wat het oplevert om theater te gebruiken in filosofielessen.
Daarnaast vroeg Sofie Burghoorn mij (studiegenoot en student kinderfilosofie opleiding) om voor haar een theater-/filosofieles te ontwikkelen bij haar voorstelling HELD:IN. Zij speelt dit jaar haar voorstelling voor basisscholen. Op een van die basisscholen ga ik de les die ik ontwikkeld hebuitproberen. Deze twee plekken zijn een mooie kans om mijn onderzoek te doen en te kunnen ervaren hoe het is om theater en filosofie te combineren.
Theater en filosofie liggen dicht bij elkaar. Ik wil dit graag uitleggen aan de hand van het boek ‘Socrates op Sneakers’ van Elke Wiss (ook theaterdocent). In het boek heeft Wiss het over perspectivische lenigheid (Wiss, 2020). Dat betekent dat men door middel van filosofie zichzelf traint om vanuit verschillende perspectieven te kunnen denken. In de filosofie is het van belang om vanuit verschillende perspectieven te kunnen denken, zo kan je het best filosoferen over bepaalde stellingen of vragen. Een filosoof is altijd opzoek naar verschillende denkbeelden om zo een ruimer antwoord te verkrijgen op een filosofische vraag. Als iedereen hetzelfde denkt valt er niet veel te filosoferen. Het vanuit verschillende perspectieven denken, koppel ik aan inlevingsvermogen. De betekenis van inlevingsvermogen is namelijk: “het vermogen om je voor te stellen hoe het is om iemand anders te zijn of om in een andere situatie te zijn.” (inlevingsvermogen definities, sd). Eigenlijk exact hetzelfde als je inbeelden hoe een ander denkt of wat een ander zegt.
Het ontwikkelen van inlevingsvermogen is een gevolg van theater-educatie. Dit staat ook in de leerlijn drama van het SLO (Stichting Leerplan Ontwikkeling): ‘sociaal-emotionele vaardigheden zijn (…) enerzijds een voorwaarde voor drama omdat hier een beroep wordt gedaan op samenwerking, respect voor inbreng van anderen en het omgaan met emoties van de anderen en de uiting daarvan in een kunstzinnig product. Anderzijds worden deze juist ontwikkeld door regelmatig drama te beoefenen.’ (Dieleman, 2018) De Sociaal-emotionele vaardigheden zoals hierboven vernoemd zijn vaardigheden zoals samenwerken, inlevingsvermogen, wederzijds respect, creativiteit en zelfvertrouwen. In het theater, vooral als je werkt met personages, moet je je constant in een ander personage inleven. Lopen, praten en zeggen wat die persoon zou doen. Met theater train je dus inlevingsvermogen en daarmee ook die perspectivische lenigheid. Is theater dan ook mogelijk een verrijking voor de filosofie-educatie?
Geen idee hebben
Bij Laura kreeg ik op de basisschool de ruimte om één les zelfstandig te geven. Ik koos ervoor om deze te gebruiken voor mijn onderzoek in het combineren van theater- en filosofie-educatie.
Ik koos het thema ‘eigenschappen’ voor de les. Dit thema koos ik omdat ik dit thema ook voor de les van HELD:IN ging gebruiken en dit een mooi moment vond om vast vooronderzoek te doen. Allereerst moesten de leerlingen een eigenschap uitkiezen die bij hen paste daarna stelde ik een aantal gedachte-experimenten aan hen. Een gedachte-experiment kunnen vragen zijn als “wat als iedereen lui zou zijn?”. toen we met zijn allen hadden gefilosofeerd over eigenschappen, vroeg ik de leerlingen om een aantal eigenschappen te belichamen, bijvoorbeeld “hoe loopt een lui persoon?”. Zo gingen we onderzoeken wat bepaalde eigenschappen zijn door middel van ons lichaam. Eigenlijk een soort filosoferen met je lichaam. Toen we dit hadden vastgesteld vroeg ik de leerlingen zich op te delen in duo’s. In die duo’s bedachten ze een ontmoeting tussen twee personages. De twee personages waren een uitvergrootte versie van de eigenschap die ze zichzelf hadden toegekend in de eerste opdracht, een aantal hadden gekozen voor de eigenschap sportief. De jongere kinderen deden meteen mee, maar de oudere kinderen vonden het stom, ongemakkelijk en durfden geen theater te spelen. Achteraf gezien was het geen veilige onderzoeksruimte om toneel te spelen, omdat ze voor filosofieles hadden gekozen en niet voor theater. Daardoor ontstond er weerstand bij de leerlingen en wilde ze niet gaan spelen.
Laura en ik gingen op onderzoek uit waarom ze niet wilden spelen. Een jongen zei dat hij het stom vond, omdat hij nooit ideeën had. Dat is natuurlijk heel mooi om te horen, want kan dat: geen idee hebben? Daaruit ontstond een filosofisch gesprek. Wat extra mooi is op zo’n moment is dat het gesprek wat volgt, voorkomt uit een gezamenlijke ervaring (dit had ik nooit kunnen voorbereiden). Zo’n gezamenlijke ervaring is fijn voor de motivatie van de kinderen om deel te (blijven) nemen aan het gesprek. Omdat ze zo allemaal een verbinding hebben met het onderwerp van het (filosofisch) gesprek.
Een vondst uit dit experiment is dat het van belang voor de les is dat de kinderen open staan om met theater én filosofie aan de slag te gaan. Zo niet, dan is het geen veilige onderzoeksruimte en zit het theater alleen in de weg voor de filosofie-educatie. Een goede docent zoals Laura, kan dat dan wel weer mooi omzetten naar nieuwe filosofische vragen, maar dat was niet het doel aan het begin van de les. Dat sluit meteen mooi aan bij de andere vondst uit deze les: voor de leerlingen om zich betrokken te voelen bij een gesprek is een gezamenlijke ervaring van belang.
Filosoferen met je lichaam
In de voorstelling HELD:IN vinden de twee acteurs een heldenmachine waarmee ze aan de hand van tegenovergestelde eigenschappen het publiek laten kiezen welke eigenschappen bij een held horen. Dus voor de theater/filosofieles koos is ‘eigenschappen’ als thema.
Ik begon de les met uitleggen wat filosofie is en welke spelregels er bij een filosofisch gesprek horen, zoals ‘we laten elkaar uitpraten’ en ‘we luisteren naar elkaar’. Ik vroeg aan de leerlingen wat ze zich nog herinnerde van de voorstelling en introduceerde het thema van de les. Daarna voerden we in een kring een filosofisch gesprek over wat een eigenschap is met een praatbal (door middel van de praatbal voorkom ik dat de kinderen door elkaar heen praten). Nadat we hadden vastgesteld wat een eigenschap is, vroeg ik aan de leerlingen om een eigenschap te kiezen die ze bij zichzelf vonden passen. Een meisje zei dat ze heel stil is en stelde dat dat haar eigenschap was. Daarna liepen de kinderen door het klaslokaal en belichaamden bepaalde eigenschappen. Ik vroeg bijvoorbeeld “loop door de ruimte als een sportief iemand” of “beweeg door de ruimte als een nieuwsgierig persoon”. Tijdens het lopen door de ruimte vroeg ik leerlingen soms om te bevriezen en vroeg ik of de houding die de leerlingen aannemen nog bij de eigenschap paste of dat deze groter gemaakt kon worden. Ook vroeg ik of een eigenschap bij een beweging kan horen of dat je verschillende eigenschappen kan toekennen aan dezelfde beweging. Toen ik vroeg of de leerlingen als stille mensen door de ruimte wilden lopen, gingen heel veel kinderen op hun tenen lopen. Een leerling vroeg waarom iedereen op hun tenen ging lopen. Andere leerlingen benoemde dat stille mensen niet altijd op tenen lopen en dat je niet aan iemand kan zien of die stil of druk is. Zo filosofeerden we over of iemands eigenschappen ook van de buitenkant zichtbaar zijn.
Ik hoop uiteindelijk te zien dat het voor de leerlingen makkelijker is de perspectivische lenigheid te trainen doordat ze de perspectieven letterlijk belichamen en niet alleen hun hoofd gebruiken.
En nu?
Wat ik tot nu toe heb ontdekt is dat het van belang is voor een veilige werksfeer dat de kinderen weten dat ze met theater aan de slag gaan en dat het fijn is voor de leerlingen als er een gesprek ontstaat vanuit een gezamenlijke ervaring. Die ervaring hoop ik te laten ontstaan doordat we niet alleen met onze hersenen het onderwerp onderzoeken, maar ook met ons lichaam, dus dat we de combinatie opzoeken.
En wat denk jij? Is theaterspel toevoegen aan een filosofieles een verrijking voor de kinderfilosofie?