Home » Artikelen » Filosoferen en diversiteit | Lezing van Baukje Prins

Filosoferen en diversiteit | Lezing van Baukje Prins

Baukje Prins gaf een lezing tijdens het symposium waar ook de Berrie Heesen-prijs 2019 werd uitgereikt. Het ging over diversiteit en hoe je daarover na kunt denken. De vraag was: hoe moet je cultuur nu eigenlijk duiden om er zuiver over te kunnen praten? Dit is een verslag van Paulien Hilbrink.

Baukje Prins staat voor zo’n 30 jaar ervaring in onderzoek en onderwijs op het gebied van sociale en politieke filosofie, met een speciale focus op kwesties rond etnische, religieuze, sekse- en seksuele identiteit en ongelijkheid. Als allround deskundige heeft ze een duidelijke visie ontwikkeld op de beleidsmatige en alledaagse omgang met maatschappelijke diversiteit. In die visie worden filosofische inzichten vertaald – maar zeker niet versimpeld – naar alledaagse situaties en dilemma’s die voor zowel ‘gewone’ burgers als professionals en bestuurders herkenbaar zijn.

Naar aanleiding van een artikel of een lezing willen we samen met jullie beter denken over bepaalde onderwerpen. Na een korte uiteenzetting van het probleem, stellen we een filosofische vraag. Onze vraag aan jullie is: hoe beantwoord jij deze vraag? De ingezonden teksten worden kritisch gelezen en geselecteerd, waarna we de inzendingen bundelen en op de site plaatsen. Dit keer gaat onze aandacht naar filosoferen en diversiteit. 

Baukje Prins’ lezing in het voorjaar van 2019 ging over diversiteit en hoe je daarover na kunt denken. De vraag was: hoe moet je cultuur nu eigenlijk duiden om er zuiver over te kunnen praten?

Cultuur is de levensstijl van een groep. Je kunt cultuur ontbinden in factoren, zoals normen, waarden, rituelen en opvattingen. Cultuur is meer dan de som der delen. Maar het ook minder dan de som der delen: je kunt de factoren niet afzonderlijk onderzoeken. Een norm is niet te isoleren van de levensstijl en dus niet “ook nog iets aparts”. Wie zo denkt maakt volgens Prins een categoriale denkfout. Cultuur is ook niet de onderliggende oorzaak van de factoren. Je kunt een argument dus niet afdoen met “Dat komt door mijn cultuur.” Prins gelooft niet in zulke ‘stoplappen’. Daarmee kun je geen genoegen nemen. Je kunt je ook niet verstoppen achter termen als: Dat is voor mij van grote culturele waarde. “Cultuur als bijvoeglijk naamwoord is vaak overbodig. Je zegt eigenlijk niks óf je legitimeert iets zonder het verder te bevragen,” aldus Prins.

Nadat de kaders afgetekend waren, rees de vraag: Maar hoe kun je nu met elkaar in gesprek gaan over normen, waarden, rituelen en opvattingen, zonder stoplappen?

Het antwoord ligt volgens Prins in verwondering. Door je te verwonderen ontstaat er herkenning, een bepaalde synergie waarmee je naar elkaar kunt kijken, luisteren en elkaar kunt bevragen. Gesprekken die vanuit verwondering ontstaan, zoals filosofische gesprekken, zijn bevorderlijk voor zelfdenkzaamheid en tolerantie van mensen. Het risico hierbij is dat je vervalt in moreel relativisme: “Tja, in Italië vinden ze corruptie nou eenmaal veel normaler [PH].” Daarom moet je blijven denken en doorvragen. Het geloof in zelfreflectie en de redelijke dialoog hebben ook een keerzijde. Zeggen wat je denkt kan namelijk ook vervreemding oproepen bij de ander. Als je wordt aangesproken om je mening te beargumenteren, kun je weerstand ervaren. Weerstand om iets op te geven dat jouw eigenheid bepaalt. “Eigenheid is niet alleen iets dat je bezit, het is ook iets dat je bezet.” Een oplossing hiervoor zou zijn dat dissensus ook een manier is om te communiceren: in een poging elkaar te begrijpen, te verstaan, accepteer je dat de ander even niet wil redeneren.

De paneldiscussie die volgde ging onder andere over deze vervreemding die kan ontstaan als je filosofeert in een diverse groep. De conclusies waren dat de neutraliteit van gespreksleiders een belangrijke voorwaarde is om die vervreemding buiten de deur te houden. Gespreksleiders mogen niet sturen, niet interpreteren en zeker niet laten merken wat ze ervan vinden. De moeilijkheid is dat gespreksleiders niet altijd neutraal willen blijven. Ze zijn soms bang voor antwoorden en vragen. Maar juist filosofisch gespreksleiders hebben de positie dat ze zich niet persoonlijk of als leerkracht mogen mengen in het gesprek. Filosoferen met kinderen is daarom een goede manier om met kinderen in gesprek te gaan over normen, waarden, rituelen en opvattingen. Een andere conclusie is dat je kinderen niet zomaar kan indelen naar de levensstijl van de groep waartoe ze behoren, het zijn namelijk ook nog altijd allemaal unieke mensen. We eindigden met de vraag:

Wie bepaalt nu eigenlijk jouw identiteit: jezelf of de ander?

OPROEP: Hoe antwoorden jouw leerlingen deze vraag? Heb jijzelf een vraag of een reflectie op filosoferen over diversiteit en identiteit? We zien graag je reflectie, verslag of audio-opname van een filosofisch gesprek met kinderen tegemoet. We bundelen jullie inzendingen, besteden er aandacht aan in de volgende nieuwsbrief en plaatsen het gezamenlijke product op onze site. Het doel is onze kennis en inzichten te delen, om zo onze expertise te vergroten. Samen denken we beter!

Stuur jouw reflectie, vraag of weergave van een gesprek naar redactie@kinderfilosofie.nl

Geschreven door:

Paulien Hilbrink

bestuur CKN, kinderfilosoof, leerkracht
Meer artikelen uit dit dossier:
Share This