Home » Artikelen » Burgerschapsvorming is een vak dat zichzelf moet blijven uitvinden. Filosoferen is de discipline die daarbij past.

Burgerschapsvorming is een vak dat zichzelf moet blijven uitvinden. Filosoferen is de discipline die daarbij past.

‘Filosoferen is de enige discipline die prima uit de voeten kan met een vak als Burgerschapsvorming, dat zichzelf namelijk moet blijven uitvinden.’ Doenja Heemsbergen van De Denkcentrale houdt een pleidooi, maar begint bij het begin. Wat betekent burgerschap precies? Kun je er een vak van maken? Haar geschreven tekst, haar gedachten en eigen onderzoek, lees je hieronder.

Dit artikel is er in de aanloop naar de eerste CKN-bijeenkomst met Rob Bartels, op zaterdagmiddag 3 oktober 2020. Je kunt je daarvoor nog opgeven via deze link.

Over het fenomeen Burgerschap, het vak Burgerschapsvorming en Filosoferen

Ik schreef deze tekst omdat ik in gesprekken over burgerschap, bijvoorbeeld bij ‘Rond de Tafel’ van het CKN en tijdens alumnidagen bij de ISVW, steeds bleef hangen op een soort hobbel die eerst nog genomen moest worden. In de gesprekken was het invoeren van burgerschap als vak op school eigenlijk al een feit. Logisch, want dat is het in de praktijk ook: verplichte aandacht voor burgerschap in de scholen.

Het ging er in gesprekken dus vooral over hoe het vak ingevuld moest worden en of er een rol weggelegd zou zijn voor het filosoferen. Maar ik voelde telkens frustratie omdat ik graag eerst verder wilde bespreken, uitzoeken, vragen waarom je überhaupt burgerschap als vak zou willen, terwijl in mijn optiek nog niet vastgesteld was wat burgerschap in deze context betekende. En welk doel dient het dan vervolgens?

Ik kon het niet helpen een soort vrees te voelen omdat het vak misschien ook ingezet zou kunnen worden om ‘brave burgers’ te creëren. Ik wilde dus dichter bij het begin beginnen. Wat betekent burgerschap precies? Kun je er een vak van maken? Die beginvragen blijven belangrijk om te stellen, ook wanneer je al onderweg bent. Het volgende stukje is mijn poging deze hobbel te nemen. Maar omdat de werkelijkheid tevens is dat burgerschap ‘er al is’, is dit tegelijkertijd mijn pleidooi dit niet te doen zonder te filosoferen. Het lijkt mij namelijk de enige discipline die prima uit de voeten kan met een vak dat zichzelf moet uitvinden. Wat ik daarmee bedoel, lees je hieronder.

Wat is burgerschap? Wat is goed of slecht burgerschap? En wat is burgerschapsvorming?

Op deze vragen kan ik geen sluitende antwoorden geven. Ik ben me er namelijk te bewust van dat de visies en daaruit volgend ook de antwoorden van Herman (daklozenkrantverkoper), Prinses Beatrix (voormalig staatshoofd), Midas Dekkers (bioloog, schrijver) en Mei Ling (15 jarige scholiere en mijn buurmeisje) waarschijnlijk zullen afwijken van de mijne.

Hoe kun je dan invulling geven aan het vak Burgerschap, terwijl het vooralsnog onmogelijk lijkt eenduidig vast te stellen wat het zou moeten inhouden?

Door te proberen individueel en gezamenlijk uit te vinden wat burgerschap voor ieder van ons betekent, of het belangrijk is, en zo ja waarom. En dat kun je doen door er met elkaar over te filosoferen. Zo ook over burgerschapsvorming; het woord impliceert dat er iets gevormd moet worden. Dit roept de vragen op of dat kan, moet en of we dat willen. Wat burgerschap ook blijkt te zijn, je kunt het vermoedelijk niet doceren doormiddel van het overbrengen van kennis (zoals je dat wel kunt bij maatschappijleer) of opleggen via regels (daarvoor hebben we een wetboek). Het vak burgerschap is eigenlijk één grote vraag en kan dus alleen maar een onderzoek naar zichzelf zijn.

Waarom is samen filosoferen de aangewezen methode?

Je kunt alleen een eerlijk, open, echt onderzoek doen met ruimte voor ieder individu in een (fysiek, geestelijk en emotioneel) veilige omgeving waarbinnen ieder zijn standpunt durft te bepalen en te uiten. En er vervolgens eventueel ook weer op terug durft te komen. De methodiek van de filosofische onderzoeksgroep borgt deze voorwaarden, zet daar actief op in. In de groep kan zelfs het eigen functioneren onderwerp van filosofisch onderzoek zijn, en zo vindt de groep zijn eigen regels uit waardoor die vervolgens gedragen worden, meer dan regels van buitenaf. Daardoor stuurt de groep zelf, niet de begeleider. Die kan dit proces wel faciliteren en ondersteunen.

Ik heb zo’n vermoeden dat dit is wat velen met burgerschap zouden willen: de groep die leert verantwoordelijkheid te nemen voor haar eigen bestaan, bijsturing en verandering, alsmede voor haar inhoudelijke uitingen. Als de groep goed functioneert, wordt er als vanzelfsprekend gerespecteerd en niet veroordeeld, geluisterd en geen mening opgedrongen. Dan worden verschillen niet weggemoffeld maar onder ogen gezien en juist gretig onder de loep genomen.

De filosofische vraag zet in beweging in plaats van dat die doet stagneren. Het filosofisch gesprek komt van binnenuit en niet van buitenaf, wordt niet van bovenaf opgelegd, en zet aan tot doorvoelen, doordenken, doorleven van de onderwerpen waardoor men niet onverschillig kan blijven. Deze vorm van samenwerken bewerkstelligt een uitwisseling van gedachten en posities op het scherpst van de snede, maar ook in tegenstelling blijft het respect overeind. En in die gemeenschappelijkheid die ontstaat, is bij uitstek plaats voor het individu om te groeien, weerklank te ontvangen, zijn ruimte te krijgen en in te nemen. De diversiteit van individuele inbreng leidt dan niet meer tot scheiding, maar tot begrip, aanvaarding en verbinding én vormt een rijke voedingsbodem voor verdere gesprekken.

De methodiek waarmee het gesprek begeleid wordt, draagt zo vanzelf al veel waarden uit en belangrijke communicatieve vaardigheden komen in het proces automatisch aan bod. En dat nog afgezien van de inhoud van de gesprekken en alle denkbewegingen die daar gemaakt worden. Over die inhoud: je kunt werkelijk overal over filosoferen, het is dus een uiterst flexibel instrument.

Al deze aspecten maken het filosoferen bij uitstek geschikt als een methode voor burgerschapsonderwijs. Maar bovenal omdat het de enige discipline is die kan omgaan met het feit dat er binnen het fenomeen ‘burgerschap’ geen (absolute) waarheid bestaat. Die is namelijk betrekkelijk en ‘omstotelijk’. Precies die betrekkelijkheid en ‘omstotelijkheid’ maken het zo’n goed en interessant onderwerp voor de filosofie, die immers alles bevraagt wat vaak als vanzelfsprekend wordt aangenomen. Als het al niet vast te stellen is wat waar en onwaar, of goed en slecht is, dan is het al zeker niet bij voorbaat vast te stellen wat goed of slecht burgerschap is.

Waarom is het zo belangrijk om ‘burgerschap’ te onderwerpen aan een gemeenschappelijk onderzoek, zelf uit te vinden wat dit begrip zou moeten inhouden?

Omdat veel mensen het niet verdragen als hen iets van bovenaf wordt opgelegd, met andere woorden, als ze iets moeten louter omdat het zo hoort of gewenst is. Er zullen altijd mensen zijn die niet in de door ons bedachte systemen passen, er voor hun specifieke persoonlijkheid en temperament te weinig ruimte vinden en daardoor uit zo’n systeem willen (of moeten) ontsnappen. Als door een ander bepaald is wat goed burgerschap is, is er een grote kans dat dit voor sommigen een knellende schoen wordt. Als iets knelt, te krap bemeten is, moet er meer ruimte komen en als die er niet komt, wil men er uitbreken.

Sommige mensen plaatsen zich buiten de maatschappij (bewust of onbewust, expres of per ongeluk) omdat ze binnen onze systemen niet voldoende zichzelf kunnen zijn. Of worden buiten de maatschappij geplaatst. ‘Moeten’ beperkt en beknot, maar van binnenuit zelf ‘willen’ maakt vrij. De kunst is misschien wel om ‘moeten’ (bijvoorbeeld mee moeten doen in de maatschappij) de kans te geven ‘willen’ te worden.

Maar men gaat alleen iets werkelijk, wezenlijk willen (ergens deel van zijn, betrokken zijn) als het van binnenuit is gekomen, niet opgelegd is, en dus zelf doorvoeld, doordacht en doorleefd is. En als men vervolgens gehoord, gezien en gerespecteerd is zoals hij is, zonder daarvoor eerst te hoeven veranderen.

Dit lijken mij gezonde uitgangspunten voor een samenleving, anders kan het aspect ‘samen’ in het woord samenleving niet gedragen worden. Als je ‘iets wat je van buitenaf moet’ (bijvoorbeeld naar school gaan, werken, participeren) filosofisch onderzoekt, helemaal doorgrondt, is de kans groot dat je uiteindelijk ontdekt dat het gaat om iets wat je eigenlijk blijkt te willen.

Wat denk ik dan dat het vak burgerschap (of burgerschapsvorming) zou moeten zijn?

Afgezien van een onderzoek naar zichzelf, hetgeen ik cruciaal vind, zou het een poging moeten zijn tot het vergroten van inclusiviteit. Want overal waar een systeem (in ruime zin: school, een overheidsinstantie, [geestelijke] gezondheidszorg, maar ook zelfs het gezin) mogelijk leidt tot het ‘knellende schoen-effect’ is er dus de kans dat mensen afhaken. En daar vervolgens op aangekeken worden.

In een samenleving zou helemaal niemand afgewezen moeten worden, ook niet als diegene ‘fouten maakt’ of moedwillig naast de samenleving gaat staan. Als je fouten maakt, heb je waarschijnlijk iets te leren maar je leert niet als je afgewezen wordt, terzijde geschoven wordt. En als je moedwillig naast de samenleving gaat staan, heb je waarschijnlijk een eigenzinnige kijk op het leven; daarvan kan een ander misschien iets leren. Of ben je meerdere malen diep teleurgesteld, in de steek gelaten geweest en heb je hernieuwd vertrouwen en verbondenheid nodig.

Inclusiviteit zou voorop moeten staan, en dit bereik je alleen als iedereen van jongs af aan leert elkaar met open vizier tegemoet te treden, vanuit een open levenshouding. Met nieuwsgierigheid naar elkaar en ieders beweegredenen. Door te filosoferen komen je nieuwsgierigheid en gevoel van verwondering terug, mocht je die onderweg tussen alles wat je moest, verloren zijn. En door de nieuwsgierige echte vragen die de kern van het filosoferen zijn, openen je ogen en je oren als nooit tevoren.

Informatie toegevoegd door de redactie van CKN:

Doenja Heemsbergen is verbonden aan de Denkkrachtcentrale en filosofeert met kinderen en jongeren op scholen en in workshops. En ze schrijft graag.

 

 

 

 

 

 

 

Geschreven door:

Doenja Heemsbergen

Denkkrachtcentrale
Meer artikelen uit dit dossier:
Share This