Joris Verheijen is 10 jaar docent filosofie op het Cygnus Gymnasium in Amsterdam. Uitgangspunt voor zijn onderwijs: kinderen zijn zelf filosofen, ik laat ze zien hoe ze hun filosofische skills kunnen aanscherpen en wat ze ermee kunnen doen. Op school moeten leerlingen afbakeningen omver kunnen werpen, puur om te kijken wat erachter zit. Dat is wat er in de filosofie op het spel staat. In dit interview legt Joris uit hoe hij het onderwijs op zijn school filosofischer maakt.
Wat doe je?
“Het afbreken van afbakeningen geldt ook voor de filosofielessen zelf: filosofen kunnen en moeten zich buiten het eigen vakgebied begeven. Met mijn groep leerlingen bekijken we het Tweede Kamerdebat over het pokkenvirus. Ik vraag ze te kijken welke norm er centraal staat en hoe de Kamerleden er vervolgens naar handelen. Het mooie is dat de leerlingen, net als ik, geen verstand hebben van het virus en hoe je zoiets bestrijdt. Ze kunnen toch goed meedoen en de retoriek blootleggen: bijvoorbeeld dat de tegenstanders in het debat elkaar allebei verwijten dat ze op basis van hun gevoel reageren, terwijl ze vinden dat ze zelf vanuit hun verstand reageren.”
“Ik vraag leerlingen ook te filosoferen tijdens de gymles. We denken samen na over sport en het lichaam tijdens het thema ‘Nietzsche is jouw personal trainer’. We lezen Nietzsche over het leren accepteren van grenzen en tegelijkertijd strijd te voeren wanneer alles op het spel staat. Met hulp van de gymleraren onderzoeken we hoe je tijdens de gymles voor jezelf zorgt en tegelijkertijd de grens opzoekt. Ik heb filosoof en ex-profvoetballer Martine Spranger uitgenodigd om met de groep verder te denken over deze tweespalt.”
“Scholè betekent bij de Oude Grieken vrije tijd. Het is volgens hen de voorwaarde om te filosoferen. Het is de tijd om dingen onvoorbereid te laten gebeuren. De schooltijden lenen zich hier maar moeilijk voor. Toch is het belangrijk om de tijd te nemen voor momenten van reflectie, waarin je met de leerlingen kunt praten over de gedachten die ze bezighouden. Op mijn school hebben de leerlingen twee jaar Filosofie als examenvak. De examenstof kun je in één jaar behandelen. Dat betekent dat ik de tijd heb om de leerlingen allerlei filosofisch onderzoek te laten doen, maar ook om gewoon eens een tijdje te praten over wat ze bezig houdt. Eigenlijk zou elke schooldag zo moeten beginnen!”
Voor wie?
“Mijn leerlingen zijn heel geïnteresseerd, omdat ze alles in twijfel trekken. Ze kunnen een boom opzetten en hem daarna vernielen om te zien wat er gebeurt. Als je hen kunt helpen om een filosofische vraag te verbinden met hun eigen schat aan ervaringen en ideeën, dan zijn ze op hun manier ineens experts. Zij zijn dan eens niet de ontvangende partij, maar de aanjagers van het onderzoek. Zo krijgt ook het cliché van de school als minisamenleving een didactische functie. De leerlingen weten nog niet alles over de wereld, maar ze weten haarfijn welke processen er op school plaatsvinden, en wat er ethisch wel of niet in de haak is. Op basis daarvan kunnen ze ook over de grote samenleving meepraten.”
“Ik neem de tijd om ze machtspraktijken à la Foucault te laten onderzoeken en beschrijven. Hoe word je op school gedisciplineerd en lijkt dat op wat er in de samenleving gebeurt? Twee moslima’s wilden onderzoeken hoe zij als moslima’s op school worden behandeld en ingekaderd. Moeten we onze identiteit verstoppen of mag die er zijn? Deze meiden zijn de experts, hebben alle subtiele vormen van macht ondergaan en kunnen hier dus prima op reflecteren. Ze maakten er een praktische vraag van: kunnen we op school een gebedsruimte inrichten? Tegen de rector zeiden ze dat ik ze de opdracht had gegeven om een gebedsruimte in te richten. Hij heeft ze er toen budget voor gegeven. Voor mij is dat een prachtig voorbeeld van actief burgerschap.”
Met wie?
“Behalve met de gymleraren ben ik blij met de nieuwe rector, die filosofie zelf ook belangrijk vindt. Hij heeft meer uren voor filosofie gecreëerd en wetenschapsfilosofie op het rooster gezet, voor alle vakken. De sectie Filosofie neemt hierin het voortouw en gaat de dialoog aan met andere secties. Het doel is om tot een gemeenschappelijk vocabulaire te komen. We richten een gereedschapskist in met wetenschapsfilosofische concepten, zodat leerlingen vanaf de onderbouw al de terminologie gaan opbouwen om onderzoek te kunnen doen.”
“Nu heb ik eindelijk de wind mee. Daarvoor moest ik voortdurend nadenken over hoe Filosofie als schoolvak werd geprofileerd. Een voorbeeld is het overzicht van alle vakken op een website. Waar plaats je filosofie? Bij Mens en Maatschappij? Juist omdat je bij filosofie leert buiten je eigen schoolvak te denken, past filosofie overal. Met een wetenschapsfilosofische bril maak je een heel andere indeling, omdat je dan ziet dat sommige vakken bijvoorbeeld bepaalde onderzoeksmethodes gemeen hebben. Je moet ervoor vechten dat collega’s jouw het belang van jouw vak inzien. Bezuinigingen en focus op basisvaardigheden leidt helaas tot een machtsstrijd om de uren. En filosofie delft dan vaak het onderspit, tenzij mensen het belang ervan zien.”
Heb je een tip voor collega’s?
“Bij filosofie denk je aan concepten en abstracte begrippen, maar ik zou filosofieonderwijs persoonlijker maken. Leerlingen moeten leren schakelen tussen hun persoonlijke ervaring en de wereld om hen heen. Ze leren kennis te verbinden en kunnen zo op grotere schaal gaan denken. Richt daarom ruimte in voor reflectie op de eigen ervaringen. Ze kunnen alleen schakelen als ze hun persoonlijke ervaring hierbij gebruiken en dat kan alleen als je dat als docent ook voorleeft. Je hoeft niet je meningen te delen, maar een reflectieve houding is voor een leerkracht essentieel. Vraag je af: waarom wil ik dit onderwerp behandelen? Wat staat er hier nu op het spel? Als je wel deelt hoe je denkt over wendingen in je leven en spannende gebeurtenissen, dan ontdekken leerlingen hoe je kennis verbindt met wat je zelf meemaakt. Doe je dat niet, dan wordt de filosofieles niets meer dan hersengymnastiek. Leerlingen kunnen meestal goed reproduceren, maar ze kunnen nauwelijks schrijven over de verkenningen die ze zelf doen als ze reflecteren. Stel ze de vraag, als ze aan een werkstuk beginnen: waarom schrijf jij hier nu eigenlijk over?”
Joris Verheijen begon als docent geschiedenis en is sinds 2014 docent filosofie. Sinds augustus van dit jaar geeft hij les op de Hogeschool voor Toegepaste Filosofie. Joris promoveerde afgelopen zomer cum laude op het onderwerp Bildung. Zijn boek Revolutie in de schoolgang. Radicaal-romantische Bildung in en buiten het onderwijs tussen 1789 en nu verschijnt in februari 2025.