Home » Interviews » Wie dit leest is gek! Interview met Roderick ‘de Vragenman’ Hageman

Wie dit leest is gek! Interview met Roderick ‘de Vragenman’ Hageman

Michaël van Putten interviewt Roderick ‘De Vragenman’ Hageman aan de vooravond van zijn spreekbeurt bij de Rond de Tafel bijeenkomst. Roderick heeft zo zijn eigen methodes om te filosoferen in de klas. Het stellen van de juiste vraag is daar een essentieel element van. Wat dat met logica te maken heeft lees je in dit interview.

Waarom filosoferen we eigenlijk met kinderen? Om ze te vertellen hoe dingen nou echt zitten, of om ze eigenlijk vooral even flink in de war te brengen? Roderick Hageman (beter bekend als De Vragenman) zou zeggen dat het vooral dat laatste is, en heeft zo zijn eigenzinnige methodes om dat te bereiken. Hoe hij dat doet? Bij de Rond de Tafel van 22 november gaat hij het allemaal met ons delen, maar gelukkig kon ik aan de telefoon nu al al een klein voorproefje meekrijgen. “Ik wil vooral een frisse wind door het klaslokaal laten waaien, misschien met een kippenvelmoment als gevolg”.

Dag Roderick! Voor de mensen die je nog niet kennen: wat is je praktijkervaring met kinderfilosofie? Welk deelgebied behandel je veelal?

“Ik doe veel losse opdrachten, beiden op basisscholen en middelbare scholen. Het hangt er een beetje vanaf met welke insteek zo’n opdracht aangevraagd wordt, wat dan precies de inhoud is. Gaat het bijvoorbeeld om burgerschap? Dan bouw ik mijn programma om dat thema heen. Mijn afstudeerrichting in Le

iden was logica, maar ik probeer vooral datgene te bespreken dat relevant is voor het project van de leerlingen.
Momenteel doe ik een project op een middelbare school in Haarlem. Het idee is dat ze daar op een gegeven moment op het VWO een algemeen overzicht krijgen van de filosofie.”

Is dat dan ook binnen het vak filosofie?

“Grappig genoeg krijgen ze op deze school verder geen filosofie. Ik geef een soort inleiding op een project over de wetenschappelijke methode dat gegeven wordt in de 4e en de 5e, een kennismaking met (wetenschaps)filosofie eigenlijk. Dat wordt gedaan door leraren biologie en aardrijkskunde. Misschien maar goed dat ik er dus bij ben gekomen.” [lacht]

Je geeft dus vaak losse lessen op verschillende scholen. Hoe werk je daar precies mee? En wat wil je vanuit zo’n unieke positie meegeven aan leerlingen?

“Als ik op school kom om te filosoferen is er meteen al sprake van een afwijking van de dagelijkse routine. Ik pas bijvoorbeeld de opstelling van de klas aan, daarmee heb je gelijk een bijzondere positie. En dat maakt het ook makkelijker om leerlingen anders te laten denken, anders te laten praten. De boodschap die ik dan ook probeer mee te geven is: probeer eens om de gevestigde conventies heen te denken. Probeer na te denken over wat je echt zegt, of wat iemand anders echt bedoelt. En probeer te zien dat vanuit een andere invalshoek er ineens heel veel ‘ruimte naar boven’ kan zijn.”

Hoe gebruik je je kennis van de logica in zo’n lesprogramma?

“Logica is eigenlijk een hele dankbare achtergrond om te hebben, omdat het je in het algemeen leert hoe je goede vragen stelt. De allerbelangrijkste vraag is dan eigenlijk deze: “wat bedoel je precies?”. Dat proberen te beantwoorden dwingt tot nadenken! Bedoelde je het eigenlijk wel, wat je precies hebt gezegd? En wat kan je dan weer allemaal afleiden uit je bewering? Klopt dat ook? En wat als je het tegenovergestelde zou beweren, gebeurt er dan iets interessants?”

Wat maakt het dan precies filosofie, wat je met deze kinderen doet? Is dat de methode van de logica die er achter zit? Of is dat iets anders?

“Dat is deels wel de logica ja, maar niet alleen dat. Toen ik begon met filosofie studeren, kreeg je een inleiding van de Westerse filosofie. Dan krijg je al die stromingen en filosofen naar je toegeworpen, en ga je ermee aan de slag. En elke keer denk je weer: “oh, zo kan je het dus ook zien!” Maar als je aan het einde van het vak komt, en je gaat bedenken wie er gelijk heeft, dan is dat nog niet zo makkelijk. Dat is op zich niet zo erg, filosofie is geen wedstrijd. Het is namelijk al een hele interessante onderneming om verschillende visies naast elkaar te zetten. En om vragen te stellen die niet zomaar zijn te beantwoorden. Het belangrijkste is om op die weg te gaan zitten met kinderen. Je merkt dat er dan al hele interessante dingen langs komen, namelijk.
Betreffende de logica: we gaan daarin natuurlijk een beetje uit van een heel strikt, formeel systeem, wat ook weer alles omvat. Logische regels zijn heel goed en belangrijk om aan te leren, maar het kan met kinderen ook wel eens leuk zijn om daar juist buiten de box te denken; om te kijken wat er gebeurt als je de logische regels overtreedt. Wat voor consequenties heeft dat?”

Zou je dan zeggen dat – zeker met kinderen – de nadruk moet liggen op de goede vragen stellen, meer dan ze perfect willen beantwoorden?

“Precies. Dat is zeker zo. Het belangrijkste is dat ze aan het denken gezet worden, dat ze verwondering ontwikkelen, zin krijgen om dingen te ontdekken.”

Na het lezen van een filosofisch boek kunnen we soms zó onder de indruk zijn, echt het gevoel hebben dat er een bijna levensveranderende omkering heeft plaatsgevonden in ons hoofd … maar een week later doe je er niet zo veel meer mee. Denk je dat het leerlingen ook na je les bij blijft wat je ze hebt meegegeven?

“Haha, ik pretendeer niet echt dat ik die kinderen levensveranderende dingen leer, hoor. Ik wil vooral even een frisse wind te laten waaien, misschien met een kippenvelmoment als gevolg. Dat je die ogen groter ziet worden, dat is voor mij al voldoende. Daar nemen ze echt wel iets uit mee.”

Kunnen kinderen ook wel eens beter filosoferen dan volwassenen?

“Het mooie van vooral jonge kinderen is dat ze nog niet vast zitten in bepaalde conventies. Kortom, je ‘zet ze aan’ en ze gaan vrij gemakkelijk buiten de gevestigde ideeën om denken. Wat oudere kinderen, zoals die van 3 VWO waar ik nu mee werk, zijn al wat minder onbevangen maar zitten nog niet zo vast als volwassenen. Pubers zijn wel heel bewust bezig met hun identiteit en ingewikkelde rollenpatronen, iets waar je zeker rekening mee moet houden en lastig kan zijn. Volwassenen kunnen dat overigens ook hebben, hoor. Om dan ook je vraag te beantwoorden: ‘kunnen kinderen beter filosoferen dan volwassenen?’ Ja dat kan, maar niet alle kinderen zijn beter dan alle volwassenen!”

Wat een logisch en veilig antwoord!

[lacht] “Soms moet je ook wél een veilig antwoord geven, hè. En in een tijd waarin feiten worden ontkend en leugens regeren, is logica hard nodig. Altijd dus, ha.”

Je werkt dus in de praktijk met allerlei deelgebieden van de wijsbegeerte. Welk deelgebied vinden jongere kinderen over het algemeen het leukst?

“Lastige vraag. Je merkt vooral dat het belangrijk is dat je moet kunnen inhaken op wat op dat moment belangrijk is voor die kinderen. Soms is er namelijk een specifieke gebeurtenis in de klas of in het nieuws die je niet kunt negeren. Een voorbeeld: vorig jaar moest ik op een middelbare school een 1e uur filosoferen op dinsdagochtend – sowieso al niet ideaal op zichzelf, niemand is nog echt wakker – en toen was de nacht daarvoor de vader van een van de klasgenoten overleden. Dan weet je al: vandaag moet ik niet aan mijn lesprogramma vasthouden.
Filosoferen met kinderen moet je namelijk altijd doen met degenen die daar zijn en met oog voor hoe ze daar zijn. Thema’s kun je van te voren bedenken, maar je moet ook kunnen improviseren. Kinderen gaan vooral mee als je oog hebt voor de specifieke omstandigheden waar ze zich in bevinden.”

Tot slot: wat ga je straks tijdens de Rond de Tafel van november aan ons vertellen?

“Ik ga wat vertellen over de methodes die ik hanteer. Stel je eens het volgende voor: je staat voor een klas met kinderen, en je zet de volgende zin op het bord:

Wie dit leest is gek

Eigenlijk heb je ze dan al gelijk te pakken. “Hoe is dat mogelijk, dat een zin over zijn lezer een uitspraak kan doen? Hoe kan het nou, ik lees dit maar ben niet gek?” Je laat ze een tijdje pruttelen, en vervolgens zet je de volgende zin er onder:

De vorige zin is niet waar

Dan is iedereen heel opgelucht! “We zijn weer in veilig gebied, niemand is gek, het viel allemaal wel mee.” Dan merk je dat er zo ontzettend veel gebeurt in die hoofden.

In november zal ik nog meer doen met deze en andere ware en onware zinnen. Waar leg je de accenten? Wat gebeurt er als je alleen bepaalde woorden weg haalt? Ook zal ik wat over de theoretische achtergrond vertellen, omdat je daar ontzettend leuke dingen mee kan doen. Denk aan de wet van identiteit, de wet van non-contradictie, de wet van de uitgesloten derde, enzovoorts.”

Klinkt geweldig. Hartelijk bedankt voor het leuke gesprek, en tot november!

“Tot dan!”

 

Geschreven door:

Michaël van Putten

rechtsfilosoof, muzikant
Meer artikelen uit dit dossier:
Share This