Home » Interviews » Filosoferen op het vmbo: nog niet gewoon, maar wel het leukste vak van de wereld

Filosoferen op het vmbo: nog niet gewoon, maar wel het leukste vak van de wereld

Martine Tilleman en haar collega’s filosoferen met hun leerlingen  op de VMBO school het Nuenens college. Dit ging niet vanzelf. Om op filosofische wijze het vak levensbeschouwing te kunnen geven, was een proces van voortdurend de balans vinden tussen aanjagen en geduldig zijn. Het leidt tot een handzaam lijstje voorwaarden om een cultuuromslag als deze te laten slagen.

Hoe het begon

Ondanks de richtlijn van het overkoepelend bestuur, was het vak levensbeschouwing op leven na dood. Onze directeur toendertijd gaf me in 2017 de opdracht om de leerlingen van onze VMBO school weer lessen te geven onder de noemer ‘ik ben ok en jij bent ok’. Elkaar beter leren kennen dus en elkaar, ondanks de grote diversiteit, beter leren te begrijpen. Het was de directeur opgevallen dat ik had geklaagd over het gebrek aan het denken in creatieve oplossingen. Hij is net als ik geïnteresseerd in filosofie, en dus zag hij in mij de aanjager van een nieuwe inrichting van het vak levensbeschouwing.

De invulling van de meeste vakken is gericht op het analyseren van problemen en oplossingen. Bij ons op school denken kinderen veelal op deze manier. Hun idee van gelijkheid is bijvoorbeeld dat ze recht hebben op alles wat een ander ook heeft. Het gebrek aan creatiever en filosofischer denken was prangend. Er is wel een potje voor creatieve vakken zoals vorm en media, kunst en cultuur, ckv, fotografie, maar dat gaat om beeldende vorming en niet over denken. Ik zocht naar een manier waarop kinderen leren om hun creatieve denkproces te leren vertalen in woorden.

De directeur dacht mee en kwam met zware filosofische kost aanzetten. Mijn advies daarover: “Doe dat maar niet.” Daarmee verlies je de aandacht en motivatie van de leerling acuut. Creatief leren denken staat of valt met de docent. Zet die het ‘zwaar’ in of vanuit de gezamenlijke interesse van kinderen? Ik denk dat kinderen moeten kunnen ervaren hoe je filosofeert over voor hen relevante onderwerpen, zodat ze het daarna zelf gaan doen. Kinderen doen dit soort ervaringen het beste op bij docenten die zich interesseren in wat kinderen denken.

Kleine stappen voorwaarts

training

De eerste stap was om onze docenten te leren filosoferen. Ik heb Maaike Merckens van WonderWhy gevraagd onze mentoren te trainen. Er volgde een pilot met de mentoren. Mentoren zijn nauw betrokken bij hun mentorleerlingen, weten wat er speelt en leerlingen voelen zich veilig bij hun mentor. Het leek me een geschikte gelegenheid om te filosoferen met leerlingen. Ik organiseerde een heidag om nieuwe lessen te maken voor een jaar en om aan intervisie te doen. We maakten lessen gebaseerd op boeken en speelden in op actualiteiten. Dat bleek niet voldoende. Wat ontbrak was een vaste structuur met afspraken wie wat wanneer doet.

een bepaald soort mens

Na een jaar kwam ik er bovendien achter dat je een bepaald soort mens moet zijn om te filosoferen met kinderen. Terwijl sommige collega’s laaiend enthousiast zijn, haken anderen af. De enthousiastelingen heb ik bijeen geroepen. Ze wilden gaan filosoferen met leerlingen naast hun eigen vak. Een paar verlieten de school en sommigen konden het moeilijk combineren met andere vak(ken) die ze gaven. En toen waren er nog vier.

omgaan met onzekerheid

Vanwege de verplichting om levensbeschouwing te geven, doen er twee de opleiding levensbeschouwing. Ik zie erop toe dat ze blijven filosoferen. Maar ze vinden het moeilijk. Ze willen graag houvast vinden in cijfers, beoordelen en ze willen doelen bereiken. Maar om te filosoferen moet je er tegen kunnen dat je het juist niet weet. Je kunt de deelname van leerlingen niet beoordelen, want je weet niet wat er in hun hoofden gebeurt. Je kunt niet sturen op de afloop van het gesprek. Het gesprek voeren is het doel.

intervisie

De docenten krijgen de ruimte om zich hierin te vormen. Tussendoor evalueren we regelmatig in de vakgroep. Ik bied ze dat wat ik zelf in mijn opleiding bij WonderWhy en Opleiding Kinderfilosofie heb geleerd. Als docentencoach begeleid ik sommige van hen. Dan zit ik af en toe achterin de klas. Bij de evaluatie bespreken we dan ook de filosofische houding en het filosofisch gehalte van de les. Dit past ook bij de cultuuromslag die we op school willen maken.

Een vierjarig programma Creatief denken

”O juf, nu merk ik dat ik mijn vader napraat.”

“Maar wat vind je er zelf van?”

“Ja dat weet ik niet.”

Een leerling vertelde me dat ze me in het begin eng vond, vanwege al mijn vragen. Nu merkt ze dat ik ook maar een mens ben. Langzaamaan zijn leerlingen gewend geraakt aan vragen naar wat ze denken. Sinds 2022 is het programma Creatief denken in onze school verankerd.

Programma Creatief denken

jaar 1 | wie ben ik?

jaar 2 | wie zijn de anderen?

jaar 3 | wie ben ik t.o.v. de anderen?

jaar 4 | samenvoeging van jaar 1-3 en een eindopdracht: maak een tijdschrift over jezelf, met interviews, bijvoorbeeld met hun toekomstige ik.

Als ik een doel met dit programma zou hebben, dan is het dat kinderen niet meteen het eerst gegeven antwoord accepteren en dat ze zichzelf altijd blijven bevragen. Dan is mijn missie om toleranter ten opzichte van andersdenkenden te zijn, behaald.

We hebben gekozen voor een opbouw van filosofische onderwerpen die voor de leerlingen relevant zijn. In het eerste jaar kiezen we onderwerpen die nog niet zo gevoelig liggen. De zwaardere onderwerpen zoals de dood en het geloof, zijn onderwerpen die later op het programma staan, als ze de manier van denken onder de knie hebben. We laten ze eraan wennen om, voordat ze antwoord geven, te denken: ‘Klopt dit wat ik zeg?’, ‘Zeg ik dit zelf of praat ik iemand na?’ en ‘Hoe zeg ik dit?’ We hebben een aantal gespreksregels waar we in het begin veel aandacht aan geven. Deze regels gelden nu voor alle gesprekken op school.

Gespreksregels

  • Laat elkaar uitspreken ook al ben je het niet eens.
  • Wat binnen de klas gezegd wordt, blijft binnen de klas.
  • Als je iets wilt zeggen, denk dan na of het kwetsend is.
  • Zijn er aan het einde van de les problemen ontstaan? Bespreek het na.
  • Onderuitzakken is geen optie: je neemt een actieve houding aan.

In het eerste jaar vertellen we dat je hoofdpijn kan krijgen van het denken. En dat je lijf soms niet lekker voelt na het filosoferen. We brengen ze na afloop van het gesprek bewust weer met beide benen op de grond. Aan het einde van leerjaar één sluiten ze het leerjaar af door naar buiten te gaan met hun filosofische vragen. De opdracht is om, zonder dat ze die specifieke vraag stellen, passanten aan het denken zetten. Dan lopen ze door Nuenen met een bedrukt T-shirt, koekje met een vraag erbij, een poster, ansichtkaarten, een bedrukte tas met een vraag of ze zingen een lied in het park. We organiseren ook een filosofische wandeling met de gepensioneerde inwoners van een wandelclub uit het dorp. Kinderen bedenken dan vragen die ze aan hen zouden willen stellen. Een van de vragen die ze aan de wandelaars moeten stellen is: “Hoe ziet jouw toekomst eruit?” Ze starten in een protestantse kerk en eindigen in een katholieke kerk. Bij het bezoek aan de kerken hoort ook een setje vragen. Ze krijgen ook de opdracht om een kunstwerk te maken in een veld.

Vragen van collega’s

Ik krijg soms van collega’s van niet-creatieve vakken de vraag waarom de leerlingen al die vragen stellen. Leerlingen die kritisch hebben leren denken, willen wel eens denken over het doel van wiskunde of Duits. Ik moet als docent filosofie en kunst mijn vak steeds maar weer verdedigen. Daarom weet ik precies waarom ik het geef en wat het nut ervan is. Maar waarom hoef je dat niet uit te leggen als je wiskunde of scheikunde geeft? Als ik hoor dat kinderen bij andere vakken doorvragen, ben ik trots op ze!

Andere leefwijzen onderzoeken

We vragen ouders te onderschrijven dat hun kinderen op ‘het Nuenens’ met verschillende manieren van denken, leven en geloven kennismaken. Deze kennismaking pakken we ook filosoferend aan. We bevragen de overtuigingen van de imam, de pastoor, de dominee, van antroposofen en boeddhisten. Leerlingen komen er in dit soort lessen achter wat klasgenoten achter de voordeur geloven of welke cultuur ze dragen. Zo gaan er werelden voor de leerkringen en hun leerkrachten open. Ze ervaren dat er is meer dan hoe ze zelf denken. Als kinderen over hun geloof praten, vraag ik ze bijvoorbeeld wie ‘wij’ zijn en of er ook ‘zij’ zijn.

Ik denk dat leerlingen, doordat ze beter gezien worden, beter tot hun recht komen. De stille kinderen bijvoorbeeld, maar ook de kinderen met een grote mond, die ineens moeten gaan nadenken en dan veel betere denkers blijken te zijn dan ze zich voordoen. Kinderen voelen zich serieus genomen omdat hun antwoorden meetellen. Ze vinden het wel irritant dat ik nooit het goede antwoord geef. Maar het is een openbaring voor ze dat ik het antwoord soms ook  niet weet.

Voorwaarden om het te laten slagen

Na veel vallen en opstaan hebben we een programma dat goed werkt. Maar we zijn er nog niet. Ik weet nu wel dat er verschillende voorwaarden zijn om te beginnen met filosofieonderwijs op school, niet als vak maar als manier van denken:

  1. De directie en het managementteam moeten erachter staan en zich erin vinden.
  2. De docenten die het dragen zijn overtuigd dat het belangrijk is dat kinderen in de lessen kunnen denken over wat ze leren.
  3. De afspraken voor het voeren van gesprekken worden schoolbreed vastgelegd.
  4. Je moet je collega’s ook zien mee te krijgen. Filosoferen op school moet een bepaalde cultuur worden, iets dat er gewoon bij hoort. Mijn hoop is dat leerlingen bij Engels ook een filosofisch gesprek kunnen voeren.
  5. De ouders zijn ervan op de hoogte dat er over van alles wordt gesproken, of zij dat nu willen of niet. Dit is een van de redenen waarom de directie achter het programma moet staan.
  6. Wees erop voorbereid dat het een kwestie is van balanceren en volhouden.
Geschreven door:

Centrum Kinderfilosofie

Stichting Centrum Kinderfilosofie Nederland
Meer artikelen uit dit dossier:
Share This