Interview Marco Kunst, schrijver van het kinderboek voor de Maand van de Filosofie: Vuile Handen.

Vuile handen is goed ontvangen, wordt door docenten in het voortgezet onderwijs geprezen om de bruikbaarheid voor hun lessen, en Marco heeft er elders al veel over gezegd. Ik wil van hem weten hoe hij voor zijn woorden zorgt en hoe wij kunnen zorgen dat scholieren zijn prachtige boeken en al die andere mooie boeken, lezen – want ‘zorg’ is tenslotte dit jaar het thema van de Maand van de Filosofie.
Mooie woorden
In Het touw en de waarheid schrijf je: ‘Je moest goed luisteren, anders zou je denken dat het maar het glissen en het glijden van schelpenzand was, maar het waren woorden die je hoorde.’ Glissend, een prachtwoord dat ook opduikt in De macht van Algas, waarin je een onwaarschijnlijk spannend verhaal zich laat afspelen in 2317 op Walcheren. Waar ken je het van?
Ik ken het al heel lang. Misschien is het Oud Zeeuws. In elk geval is het een onomatopee: het bootst het geluid na van de zee die zich terugtrekt op een kiezelstrand. Ik kan het dus niet in Nederland hebben ervaren. In meer poëtische teksten schrijf ik graag vanuit de klank van het woord, de betekenis komt dan wel. Ik vertrouw er dan op dat de tekst die kant op voert.
In Het touw en de waarheid tekent Ylan vanuit het grijze boek met betekenisloze woorden een lijstje mooie woorden op. Wat is jouw lievelingswoord?
Dan kies ik voor ‘duinen’, de grens tussen de zee en de rest van het land waar ik als kind eindeloos speelde, waar ik later kwam om hard te lopen en om na het uitgaan aangeschoten de zon kwam zien opkomen. Dat waren de Zeeuwse duinen, vanaf waar je Middelburg kon zien liggen. Toen ik eerder naar mijn lievelingswoord werd gevraagd, schreef ik er een gedicht over. Het staat in mijn eerste dichtbundel die ook deze maand verschenen is: De zee is bijna alles.
Duinen
Duinen zijn reservestrand,
bescheiden bergen ziltzacht zand,
die lomig liggen langs de rand,
van al dat weidse lageland.
Van op het duin zie je de zee,
grijs en log, daar ver benee,
deinend, likkend aan het strand,
in golvend eb- en vloedverband.
Van op het duin zie je de wegen
bochtig door het land bewegen,
groene velden, akkers, tuinen,
al dat land omhelsd door duinen.
De wind blies al die heuvels zand,
streepte dijken langs het strand,
schreef de zee weg van het land.
Schoonschrift aan de waterkant.
‘Duinen,’ schreef ze, ‘duinen, duinen.’
Een blonde, mulle, volle naam,
een naam die klinkt als zachte tuinen:
‘Duinen, duinen, duinen, duinen…’
Hoe zorg je voor de woorden die je kiest?
Ik kan me hechten aan woorden, maar weet dat de taal verandert. In De macht van Algas heb ik de topografische namen van de plekken die we nu zo goed kennen alweer verbasterd. Ik gebruik wel ouderwetse en zogenaamd moeilijke woorden. Ik zorg daarmee voor de rijkdom die onze taal te bieden heeft. Dat doe ik ook door een mate van complexiteit in de verhalen te leggen, die ook weer een rijkdom met zich meebrengt. In ingewikkelde dingen zit schoonheid. Ik ga daar zorgvuldig mee om. Ik zie een verhaal als een complexe structuur, waarin ieder woord op zijn plek moet staan. Samen maken ze het geheel. Ik bouw het heel zorgvuldig op, van woord tot zin tot alinea tot scène tot hoofdstuk. Ik herschrijf mijn tekst soms wel veertig keer. Ik zorg ook dat het goed voorleesbaar is. Ik zoek daarom per boek naar een toon of een stem. En ik ben compromisloos: dit is wat het is. Alles moet gezegd mogen worden, en tegelijkertijd moet er hoop, waardigheid, respect en vriendelijkheid in doorklinken. Daarmee zorg ik voor de lezer. Zelfs in Vuile Handen en Patroon die meer als tragedie geschreven zijn en waar het ook heel anders had kunnen aflopen. In het filosofisch getinte jeugdboek Patroon, gaat het over zware thema’s als noodlot, pech, geluk, keuzes maken en verantwoordelijkheid. Ik wil vooral dat lezers na het vermaak van het lezen, zelf verder denken. Maar toch leg ik, in het nawoord, ook wel iets uit wat je als jonge lezer moet weten. Show don’t tell werkt namelijk niet altijd voor veertienjarigen. Dan help ik hun denken een beetje op weg.
Wat staat er op het spel voor jouw hoofdpersonen?
In De macht van Algas en Het touw en de waarheid strijden kinderen samen met volwassenen voor een veilige plek, een thuis: een plek waar je jezelf kunt zijn. De strijd die ze voeren is vooral ook een bewustzijnsproces en de hoofdpersonen maken een ontwikkeling door. Het verhaal zelf voltrekt overigens een ander proces. Je kunt over het verhaal doordenken, zonder het over de hoofdpersonen te hebben. Dan staan thema’s als vrijheid, toeval en macht op het spel. De waarden die de hoofdpersonen nastreven, kaart ik nooit als zodanig aan. Dat is grappig genoeg het tegenovergestelde van wat ik tijdens mijn studie filosofie moest doen: het impliciete expliciet maken, een standpunt innemen en dat uitleggen en helemaal uitwerken. Als schrijver trek ik de lezer in de scènes, drijf iets op het spits, en zorg dat er iets op het spel staat. De lezer haalt er vervolgens zelf wel uit wat eruit te halen valt.
Hoe zorgen we dat jongeren jouw boeken lezen?
Er is een gigantisch aanbod en er wordt op de basisscholen best veel gelezen. Maar op de middelbare school moeten ze ineens lezen voor de lijst: oude boeken die weinig of niets met hun leefwereld te maken hebben. Waarom mogen kinderen ineens niet meer lezen wat ze graag willen lezen? Ik denk dat we van de canon af moeten, die past niet meer in deze tijd. Als het al tien over twaalf is, moet je niet met Harry Mulisch aan komen zetten. Eerst moeten jongeren de ervaring hebben dat lezen leuk is. Het gaat erom dàt ze lezen en hun interesses volgen. Ik vind dat we hun leefwereld serieus moeten nemen en ook de auteurs van de boeken die kinderen zelf kiezen. In al die boeken komen bovendien morele dilemma’s aan bod waarover ze gaan nadenken, dat is toch wat er belangrijk aan is? Het heeft alleen maar zin om een boek te lezen, omdat het jou raakt. Niet omdat het moet. Goeie leerkrachten weten welke boeken ze hun leerlingen moeten aanbieden – om ze leesplezier te geven én om ze uit te dagen. Een goede docent weet welke boeken je mooi kunt voorlezen. Je moet er werk van maken. Als ik op het VMBO of MBO kom met Patroon, neem ik ook een echte patroon mee, een flink ding van glanzend koper, met een scherpe punt, en dán heb ik ze. Pas als je jongeren (weer) aan het lezen hebt, kun je ze boeken laten lezen die ze in eerste instantie niet zelf zouden kiezen.