Op zaterdag 31 oktober vond een inspirerende Rond de Tafel plaats onder leiding van Rob Bartels. Op gepaste afstand, maar sterk verbonden door het enthousiasme voor het filosoferen met kinderen, stond de zeer diverse groep stil bij de verhouding tussen filosoferen en burgerschap. Annefieke Bonants en Rob Bartels schreven voor het CKN deze samenvatting van de middag.
Spannende gesprekken
Op zaterdag 31 oktober vond, na tweemaal doorschuiven, een inspirerende Rond de Tafel plaats onder leiding van Rob Bartels. Op gepaste afstand, maar sterk verbonden door het enthousiasme voor het filosoferen met kinderen, stond de groep stil bij de verhouding tussen filosoferen en burgerschap. Bartels nam ons mee naar zijn inspiratiebronnen en het werk van Lipman om ons vervolgens te vertellen over zijn promotieonderzoek en zijn bevindingen over het filosoferen met kinderen op verschillende basisscholen. Barry Mahoney stelde bij wijze van intermezzo een uitdagende vraag de aan de groep: Kun je over democratie en burgerschap filosoferen zonder kennis over wat democratie is en betekent? Daarop volgde interessante gesprekken!
In het vervolggesprek kwamen we tot het punt dat filosoferen en burgerschap zeker niet één op één op elkaar passen of hetzelfde zijn, maar dat ze elkaar goed kunnen versterken. In hoeverre versterkt het elkaar en in hoeverre kan het ook echt niet los van elkaar? Dit bracht ons tot de prikkelende vraag: ‘Kun je ondemocratisch filosoferen?’ Een prachtige vraag voor een afsluitend filosofisch gesprek. De middag vloog voorbij en we kijken uit naar de aankomende Rond de Tafels en Masterclasses van het CKN.
Hieronder de belangrijkste teksten uit of naar aanleiding van de slides die Rob Bartels met ons deelde die middag.
Over de conclusies van zijn onderzoek op enkele hoofdpunten:
“Het onderzoek laat zien dat in de vier scholen het filosoferen met kinderen van grote invloed is op de kwaliteit van de dialoog. Dat zien we zowel tijdens het filosoferen, als in andere situaties in de school (formele en informele), als in de individuele vaardigheden en de houding van kinderen. Dan gaat het over spreken en luisteren, over elkaar proberen te begrijpen, over waarderen van verschillen, de wil en het vermogen er samen uit te komen. Hoewel er altijd sprake is van een wisselwerking tussen verschillende situaties, wordt zowel door leraren als door kinderen het filosoferen benoemd als de situatie waarin ze dit vooral leren.
Tegelijk laat het onderzoek zien dat de ontwikkeling van het denken in die vier scholen niet op die manier zichtbaar is zoals we dat met het filosoferen beogen of pretenderen. We zien wel dat kinderen spontaan argumenteren, en ook argumentaties van elkaar herkennen, we zien ook dat leraren en kinderen onderling vragen om elkaar te begrijpen, verduidelijkingsvragen worden veel gesteld, maar het onderzoeken van redeneringen, of van alternatieve gezichtspunten, het gezamenlijk construeren van betekenissen, vindt zelden plaats. Het onderzoek zelf geeft geen houvast voor een verklaring hiervoor, maar uit andere analyses in combinatie met de onderzoeksgegevens is op te maken dat leraren schuring, conflict, ongemakkelijke situaties proberen te voorkomen.”
Over democratische vorming:
“Democratie is niet enkel een politiek begrip is, maar ook een sociaal, waardoor het normatief wordt geformuleerd.
Waar een zekere consensus over is – op dit moment – is dat burgerschapsvorming gaat om democratische vorming. Nu kunnen we discussiëren over de mate waarin kennis daarin een rol speelt, maar dat laat onverlet dat de ontwikkeling of bevordering van democratische gezindheid als het belangrijkste wordt gezien. In hoe je dat doet vind je dan drie benaderingen (die overigens in hun uitwerking niet altijd veel hoeven verschillen: filosoferen met kinderen moet je in alle drie doen, vormen van kinderraad of groepsvergadering, moet je bij alle drie doen).”