Léon van der Sande studeert filosofie en verschillende vechtkunsten. Deze twee levenskunsten hebben op verschillende manieren veel met elkaar te maken. Léon neemt je mee in de wereld van de vechtkunst, waarbij de verschillende paralellen met het filosoferen (veiligheid, niet bang zijn om van mening te veranderen, zelf durven denken en de nadruk op oefening) opmerkelijk zijn.
Mijn naam is Léon van der Sande. Ik studeer filosofie en ben drie jaar geleden begonnen me te specialiseren in de existentiële fenomenologie van Merleau-Ponty, met name zijn opvatting van wat ik hier provisorisch ‘het bewustzijn’ noem en de verwikkeling ervan met het lichaam. Hiernaast cultiveer ik een interesse in Stoïcijnse, Boeddhistische, Taoïstische en andere middenweg filosofieën.
Rond de tijd dat ik kennis maakte met de fenomenologie ben ik ook in aanraking gekomen met vechtkunst- en sport. De beoefening ervan heeft sindsdien een centrale plek in mijn leven ingenomen, en heeft nauwe aansluiting gevonden met mijn filosofische achtergrond. Dat wil zeggen dat ik heb ondervonden dat de filosofie me helpt in het bewandelen van mijn weg in de vechtkunst en vice versa. Beiden werken door in de manier waarop ik momenteel in het leven sta, en hebben dimensies voor me geopend die ik terugvind in al mijn bezigheden, van de manier waarop ik me creatief uitdruk of een stuk gereedschap hanteer tot aan hoe ik relaties aanga met de mensen om mij heen.
#1
In deze serie zal ik ervaringen die in mijn proces aan bod komen uitlichten en koppelen aan filosofische inzichten, en hoe die inzichten me vooruit helpen in het leven. Deze eerste aflevering zal ik het hebben over vallen.
Budo
Ik heb mijn eerste indrukken in de budosport opgedaan in de ruige sfeer van KOPS gym. Ze geven daar onder andere grondworstel-trainingen, en ik ontdekte algauw dat die setting me het meest lag. Ik raakte gefascineerd door de wonderlijke wurg-, klem-, kantel- en ontsnappingstechnieken die er aan bod kwamen. Na een paar trainingen bij KOPS heb ik er wat gras over laten groeien, maar een halfjaar later toch de stap gezet om serieus te gaan trainen. Ik ben binnengelopen bij AmsterdamBJJ, een school voor Braziliaans Jiu Jitsu in de stijl van Rickson Gracie. Daar heb ik een transformatief halfjaar doorgemaakt, waarin ik serieuze stappen op de budo, de weg (do) van het gevecht (bu), heb gezet.
Toen raakte het pad overwoekerd: de eerste lockdown van 2020 kwam, en ik moest het zonder trainingpartners doen. Ik heb in die periode mijn eigen matten aangeschaft en ben zelf gaan trainen om me diverse judorollen, valbreken en andere fundamentele bewegingen eigen te maken. De lockdown was een blessing in disguise: de enige manier om te trainen was door aandacht te besteden aan de beheersing van mijn eigen motoriek, omdat ik geen sparringpartners had; monnikenwerk waar ik anders niet aan toe was gekomen. Daardoor heb ik fundamenten kunnen leggen die doorwerken in allerlei aspecten van grappling.
Mens, vind uw rockbottom
Als je je aan een grappling sport als judo, BJJ of worstelen waagt, dan is de eerste les die je moet leren, wil je veilig en schadevrij kunnen trainen, hoe je veilig kan vallen. Er zal namelijk vroeg of laat een moment komen, hoe goed je ook bent, dat je geworpen wordt. Nu is het zo dat je in BJJ niet zo vaak geconfronteerd wordt met dit gegeven, omdat er voornamelijk op de grond gespard wordt, dus ik heb een tijd lang in de illusie kunnen leven dat ik wist wat valbreken was. Dit dacht ik, omdat ik het zonder tegenstand aardig kon. Maar toen werd ik een keer goed geworpen, en in de split-seconde voor de val bevroor ik: de angst sloeg toe, ik viel niet goed en ik blesseerde mijn enkel. Niet omdat mijn tegenstander niet deugde, maar omdat ik mijn valbreken nooit met tegenstand had geoefend. Dat was voor mij de aanleiding om uit te wijken naar judo, om geconfronteerd te worden met datgene waar ik bang voor was: geworpen worden.
Vliegles
Gaandeweg kon ik me meer overgeven aan het onvermijdelijke gegeven dat judotraining voor mij vliegles betekende. Mijn angstige, ontkennende houding maakte plaats voor verwelkomende alertheid: kom maar met die worp die toch gaat komen. Door het object van mijn angst, die halve seconde, bewust op te zoeken, onder ogen te zien en zonder verwachtingen tegemoet te treden, was ik in staat om mijn angst op te lossen. Nu ik comfort heb gevonden in datgene wat me het meest afschrok, kan niemand me op de mat meer wat maken, wat me in die setting een waarlijk vrij mens maakt. Het heeft voor mij de deur geopend naar vrij experimenteren en groei.
Dit inzicht, dat ik moest doorleven om het te begrijpen, heeft bijvoorbeeld doorgewerkt in de manier waarop ik muziek maak. Vroeger was ik bang om foute noten te spelen, nogal een ding in de klassieke muziek waar alles zich binnen vrij rigide kaders moet afspelen. Dus deed ik er alles aan om fouten te vermijden, wat gepaard ging met krampachtig spel. Tegenwoordig zoek ik die angst op, speel ik lekker ‘vies’, met veel gepruts, waardoor ook hier mijn angst verdwijnt en plaats maakt voor vrijheid. Naast dat ik met een lichter gemoed musiceer, is mijn vermogen om me te herstellen als ik ‘uit evenwicht’ begin te raken gegroeid, evengoed als op de mat. Ook hier, in het domein van de muzikale expressie, werd ik belemmerd door angst – de angst om op mijn bek te gaan! En ook hier was de confrontatie met en daarmee het omarmen van die angst de weg vooruit. Dit inzicht en deze nieuwsgierige instelling heb ik me op de mat eigen gemaakt. Zo heeft vechtkunst mijn muzikale horizon verbreed.
Vallen is verliezen?
Een belangrijk aspect van mijn persoonlijke ontwikkeling dat aan mijn angst voor het vallen gerelateerd is, is de omgang met winst en verlies. Vallen betekent geworpen worden en dat betekent verliezen. En dat is niet goed, want je vecht om te winnen. Er is hier meer aan de hand: winnen en verliezen hebben een meerduidige betekenis.
In de volgende aflevering meer …