Yorick Goldewijk schrijft het kinderboek voor de Maand van de Filosofie 2024. Ik mocht het vast lezen ben sterk geboeid door de vraag hoe hij filosofische vragen weet te verweven in prachtig spannende verhalen. Hij schreef ook al filosofische smulverhalen als Films die nergens draaien en Billy Extra Plankgas. Goldewijk schrijft boeken voor alle leeftijden. Toch vind je zijn boeken meestal op de kinderafdeling. Duizend & ik is zijn Young Adult boek. Vanwege het gevaar de clou weg te geven, stelde ik drie vragen om de achtergrond te schetsen waartegen het indringende verhaal van Acht zich aftekent.
Je zet een mensbeeld neer. Hoe ziet dat beeld eruit en wil je dat mensbeeld redden?
‘We lijken er als westerse mens van overtuigd dat de wereld vooral bestaat om ons van dienst te zijn. Of dat nu gaat om land, om dieren of andere mensen – of om de aarde zelf. Daarbij zijn we heel goed in staat ons geweten om de tuin te leiden. Zolang we niets zien van de gruwelen van de bio-industrie, kunnen we zonder al te veel wroeging regelmatig vlees eten. Zolang de slechte arbeidsomstandigheden in arme landen zich niet recht voor onze neus voltrekken, kunnen we zonder grote gewetensbezwaren de goedkoopste kleding kopen. We verkeren daarbij in een haast vanzelfsprekende veronderstelling dat we boven de natuur staan, dat we niet langer met de natuur zijn, maar ons erbuiten bevinden, terwijl we er onlosmakelijk onderdeel van zijn. We leven niet met, maar ten koste van de wereld om ons heen. Grondstoffen zijn er voor onze gemakken, dieren zijn er om te eten, bossen zijn er om ons van hout te voorzien, andere bevolkingsgroepen zijn er om uit te buiten. Natuurlijk is alles in de natuur erop gericht om te overleven, om te vechten en om voordelen voor het eigen overleven te verwerven ongeacht of dat ten nadele zal zijn van anderen. Maar de schaal waarop en de vanzelfsprekend waarmee wij als welvarende mensen dit ten uitvoer brengen is absurd en staat op geen enkele manier in verhouding tot wat we daadwerkelijk nodig hebben om voort te kunnen bestaan.
Dit soort mens is wat er ten grondslag ligt aan de wereld van Duizend & ik. Een nietsontziend systeem dat zich niets aantrekt van ethiek, dat er puur op uit is om de makers zoveel mogelijk te laten profiteren. Acht is het slachtoffer van zo’n uitbuiting. En het verontrustende is dat heel veel mensen in het geval van Acht zo’n uitbuiting waarschijnlijk volkomen vanzelfsprekend zullen vinden.’
In hoeverre creëren wij beelden van anderen en projecteren die op anderen? In andere woorden: zijn mensen programmerende wezens?
‘Tot op zekere hoogte proberen we natuurlijk altijd onze wil op te leggen aan anderen, ook als we denken dat we dat juist niet proberen te doen, of als we het goed bedoelen. Dat komt het duidelijkst naar voren in hoe we als ouders onze kinderen opvoeden. Hoe we ze, soms zo subtiel dat we het zelf niet eens in de gaten hebben, met kleine zetjes of opmerkingen of blikken proberen te manoeuvreren en kneden in een vorm die wij graag zien. Hetzelfde doen we met vrienden en familie, zelfs met vreemden. We maken onze verwachtingen kenbaar, bewust of onbewust, beroepen ons op geldende afspraken over algemene omgangsvormen. Of we laten juist heel duidelijk merken dat we niets verwachten, dat we de ander vrijlaten – maar zelfs dat doen we vaak met een voorbedachte intentie. In het geval van Acht gaat dat ‘programmeren’ veel verder. Ze wordt gedwongen in een keurslijf, ze wordt gehersenspoeld, zo sterk geconditioneerd dat ze niet beter weet dan dat wat haar is opgelegd. Alle mogelijke weerstand wordt uit haar geperst, totdat ze niet meer gehoorzaamt uit angst, maar omdat het simpelweg de enige werkelijkheid is die ze kan bedenken.
Dat is althans de bedoeling. Het leidt er bij Acht toe dat ze zich afvraagt wat nu echt is. Als ze op een dag in de steriele wereld van Surdus, waar alleen maar witte gebouwen en lege straten zijn, een muurschildering ontdekt van twee meisjes die door een korenveld rennen, begint ze zich af te vragen wat ze nu weet van de werkelijkheid. Zelfs haar vriendin, Duizend, lijkt soms alleen een reflectie in het raam, alsof Acht misschien alleen maar hoopt dat ze er echt is. Maar, zoals Duizend zegt: Wat maakt een droom minder echt? En wat maakt het uit?’
Hoe lukt het je om bij het beeld dat je schept van een langzaam zich onthullende hoofdpersoon te blijven? Wat zie je voor je?
‘Acht begint als een leeg blad, als een wezen zonder referentiekader, zonder familie of vrienden, zonder herinneringen en ervaringen. Haar bewustzijn is net ontloken. Het is heel lastig om bij iemand te blijven, sterker nog, in iemands wezen te duiken die nog zo weinig is. Iemand die zich tot niets anders verhoudt. Maar in haar verder ontluikende bewustzijn voert ze een constante strijd: ze wordt nieuwsgierig, ze gaat vragen stellen, ze is in strijd met zichzelf, want haar hoofd is geprogrammeerd om geen vragen te stellen, om niets te voelen. En toch begint haar hart te barsten van de vragen en gevoelens. En bovenal: ze begint te twijfelen. Aan alles: zichzelf, de anderen, haar lot, en zelfs de realiteit. Die inwendige strijd is herkenbaar en zorgt ervoor dat Acht steeds verder bij je naar binnen trekt.’