Home » Artikelen » Het belang van ‘Twintig Denkgereedschappen’ | Filosofiedocent Wouter Belier

Het belang van ‘Twintig Denkgereedschappen’ | Filosofiedocent Wouter Belier

De Nederlandse vertaling van Philip Cams Twenty Thinking Tools werd in samenwerking met Centrum Kinderfilosofie Nederland uitgebracht. Paulien Hilbrink sprak Wouter Belier – met haar een van de meelezers – over het belang van dit boek voor het onderwijs. En over hoe je het kunt gebruiken. Belier organiseert activiteiten op het gebied van filosoferen en filosofie en geeft op eigenzinnige wijze filosofielessen in het voortgezet onderwijs. 

De vertaler Coen Hilbrink, die wel uit het onderwijs komt maar niet zo bekend was met Filosoferen met Kinderen en Jongeren (FmKJ), vond het een zeer belangrijk boek voor zijn vak. Wat is volgens jou het belang van ‘Twintig Denkgereedschappen’?

“Voor onze democratische samenleving is het van groot belang dat kinderen de mogelijkheid krijgen om het ‘samen praten’ en het ‘samen denken’ te leren verbeteren. Schreeuwen kan iedereen, maar daarmee verwoest je het openbare debat en het gesprek verstomt. Je komt verder in een democratisch proces en het begrijpen van elkaar als je gaat praten en samen gaat denken. Kinderen die oefenen met denken zullen eerder een gefundeerde mening hebben.”

Is iedereen in staat om te denken over denken?

“Zeker, iedereen kan denken. Sommige kinderen zijn helemaal in hun element bij vragen als: Hoe weet je dat eigenlijk? En wat bedoel je dan precies? Andere kinderen zijn daar minder ontvankelijk voor. Je moet wel enige bereidheid hebben om jezelf te bevragen. Sommige kinderen hebben hierin een voorsprong. Vergelijk het met muzikaliteit. Als je uit een muzikaal gezin komt, pak je het makkelijker op. Het filosoferen kun je uiteindelijk bij iedereen wel kwijt. Met minder subtiele vragen kun je kinderen uit de tent lokken. Bijvoorbeeld: wat is er mis met pesten? De vraag is zo gek, dat het kinderen aan het denken zet.”

Kun je ontvankelijkheid creëren door eerder te beginnen?

“Oefening baart kunst. Door training van een techniek komt de beweging uiteindelijk van binnenuit, het wordt natuurlijk gedrag. Om met filosoferen in de klas resultaten te behalen moet wel aan enkele voorwaarden worden voldaan. Er zijn factoren waar je als docent weinig invloed op hebt. Eén van belangrijkste factoren is de bereidheid van een groep om mee te werken, om samen te werken. Je kunt onderscheid maken tussen een coöperatieve en een non- coöperatieve klas. Als je de methode van Cam in een coöperatieve situatie niet gebruikt, dan laat je een kans liggen. Maar in een non-coöperatieve groep kun je Cam wel vergeten. Dan heb je eerst wat anders te doen.”

“Kijk, ze moeten wel iets willen. Als je het vak Filosofie geeft, terwijl je leerlingen het een belachelijk vak vinden, dan heb je het als docent echt zwaar om er een beetje een filosofisch gesprek mee te beginnen. Aan de andere kant: als kinderen van jongs af aan gewend zijn te filosoferen, dan is de weg geprepareerd, en dat maakt de slagingskans voor het filosofisch gesprek, maar ook voor het vak filosofie, groter.”

Filosofie en filosoferen, een ‘wat’ en een ‘hoe’. Op de universiteit lijken ze niets met elkaar te maken te hebben.

“Filosofie en filosoferen moet je uit elkaar trekken. Filosoferen is echt iets anders. Je hebt het nodig om de filosofie te bestuderen. Je leert afstand nemen van jezelf in je eigen denken, zodat je iets uit het denken van een ander kunt halen. Je moet leren mee te gaan in het gedachtengoed van een filosoof, zelfs als je het helemaal niet eens bent met zijn gedachtegang. Zodat je tijdens het lezen van bijvoorbeeld Kierkegaard niet steeds in opstand komt tegen het geloven op zich.”

Wat is vriendschap? Waarom mag je niet pesten? Dit zijn soorten startvragen waarmee het filosofisch onderzoek in gang gebracht wordt. De begeleider wil zoveel mogelijk gedachten van kinderen boven tafel krijgen, waarna ze er met elkaar over in gesprek gaan. Het vragen naar wat er gedacht wordt, biedt veel mogelijkheden om met kinderfilosofie aan de slag te gaan.”

“Cams invalshoek is van een hele andere orde. Hij behandelt de structuur van wat er gezegd wordt. Wanneer is een gesprek filosofisch? Hoe zit de structuur van filosoferen in elkaar? Met Cam ben je met je groep aan het denken over hoe je aan het denken bent. Het is vergelijkbaar met de denkstappen van Nanda van Bodegraven.”

Belier acht ‘Denkstappen. Filosoferen leren in 18 stappen’ meer geschikt voor wat jongere kinderen. Hij heeft zelf goede ervaringen met Cam vanaf de bovenbouw van het primair onderwijs en in de onderbouw van het voortgezet onderwijs.

“Met denkgereedschappen zoals het Vragenkwadrant uit hoofdstuk 1 van Twintig Denkgereedschappen, kun je aan de slag met de techniekkant van het denken. Wat is nou precies een vraag? Welke soorten vragen worden gesteld? Stel je gesloten vragen over tekst of stel je open vragen waarover je zelf moet nadenken? Kortom, je onderzoekt welke vragen interessant zijn om het denken verder mee te kunnen onderzoeken.”

“Technischer wordt het in hoofdstuk 16, over vragen naar feiten, waarden en concepten. Met het gereedschap FWC onderzoek je het soort denkvragen dat gesteld wordt. Het helpt bij het indelen naar de soorten vragen. Als je de groep de vraag voorlegt: mag je liegen? dan heeft de vraag een feiten- een waarden- en een conceptkant. Deze lopen vaak door elkaar. Het gereedschap dat Cam hier biedt, geeft kinderen de mogelijkheid te reflecteren op wat ze nu precies aan het doen zijn.”

Hoe combineer je in de praktijk het wat en het hoe?

Belier geeft een voorbeeld. Uit het boek Lieve Stine, weet jij het? van Stine Jensen, legt hij een brief met een probleem voor aan zijn klas. De kinderen wordt gevraagd om allerlei antwoorden te verzamelen en na te denken over wat ze in die situatie zouden doen en waarom? “Naast het naar boven halen van gedachten, kun je ze stimuleren na te denken over hoe ze denken. Je kunt die vragen bijvoorbeeld bespreken, terwijl jij het Vragenkwadrant in je achterhoofd hebt. Naast het ‘wat’ ben je dan impliciet bezig met het ‘hoe’. Los daarvan kun je de lessen over de techniek van het denken ook expliciet aan de orde brengen, zodat je kinderen zelf eigenaar maakt van die denkgereedschappen.”

“Ik doe het en-en, maar niet dogmatisch. In de brugklassen waar ik één uur per week, gedurende een heel jaar, dus zo’n 36 uur per jaar filosofeer, zit een blok van zes weken. Daarin besteed ik expliciet aandacht aan de techniek van het denken. Ik kondig dat ook aan. In de gesprekken die erna volgen, laat ik de denkgereedschappen terugkomen. Het is net als met voetballen. Je leert het door het te doen, in wedstrijdjes. Maar om beter te worden, moet je ook trainen op keepen en penalty’s nemen. Hoe meer kinderen begrijpen dat bepaalde technische vaardigheden hun effect hebben, hoe meer ze geïnteresseerd zijn in de technische aanwijzingen.”

Twintig Denkgereedschappen biedt goede handvatten voor het filosoferen. Het boek laat zien dat filosofisch onderzoek niet zomaar een gesprek is over de zin van het leven. Het vooronderstelt beheersing van de grammatica van het denken. Dat vraag om een investering. De FmKJ-er behaalt het meeste winst door regelmatig met een groep te filosoferen en dan ook aan de techniek aandacht te besteden. De reguliere groepsleerkracht heeft er iets aan zich op dit vlak verder te bekwamen in FmKJ.”

Wat waren de belangrijkste knooppunten bij het vertalen van het boek?

“De terminologie die je niet met het woordenboek kunt vertalen. In het algemeen kun je het Engelse woord discussion niet goed in het Nederlands ‘discussie’ vertalen. We zijn bij FmKJ niet aan het discussiëren. Discussion dekt de lading niet. In het Engels zeg je: we discussed what to have for diner. In het Nederlands heb je geen discussie over wat je ’s avonds gaat eten, uitzonderingen daargelaten natuurlijk. Discussion is hier vertaald met ‘onderzoeksgesprek’. Hetzelfde probleem hadden we met het vertalen van argument. Vasthoudend aan de argumentatietheorie in de logica is argument in het Engels, niet altijd ‘argument’ in het Nederlands. Het was lastig om hiervoor een terminologisch equivalent te vinden. Gekozen is voor ‘redenering’.

Welk boek hoop je dat nog meer vertaald gaat worden?

“Peter Worley, schrijft prachtig praktisch werk. Van hem kies ik The If-machine. Het zou mooi zijn als dat eens in het Nederlands te lezen was. Anderzijds lijkt het me een goed idee als Denkstappen. Filosoferen leren in 18 stappen van Nanda van Bodegraven naar het Engels vertaald zou worden.”

Twintig gereedschappen voor denken, Philip Cam. ISBN 9789491740732.
Bestellen via www.levendiguitgever.nl Bestellen kan hier.

De vertaling is verzorgd door Coen Hilbrink.
Nanda van Bodegraven, Wouter Belier, Sylwia Maria Falińska en Paulien Hilbrink waren meelezers.

Over Wouter Belier vind je meer op www.filosofiepraktijkleiden.nl

Geschreven door:

Paulien Hilbrink

bestuur CKN, kinderfilosoof, leerkracht
Meer artikelen uit dit dossier:
Sorry, No posts.
Share This