Aanscherping van de wet omtrent burgerschapsvorming
Per 1 augustus 2023 wordt burgerschapsvorming een verplicht vak in het basisonderwijs. Dit was eigenlijk al verplicht, maar om scholen duidelijkheid te geven, is de wet aangescherpt. De Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) biedt hier inhoudelijke ondersteuning in door kerndoelen aan burgerschapsvorming te koppelen, die vervolgens op één of andere manier hun plaats moeten zien te krijgen in het onderwijs. De nadruk, zo lezen we in bronnen van de Rijksoverheid, de Onderwijsinspectie en het PO, ligt op het oefenen van burgerschapsvorming, waar de school de uitgelezen plaats voor is.
Uitgangspunten burgerschapsvorming
Burgerschapsonderwijs als geheel gaat over kennis, vaardigheden en respect als houding, volgens de richtlijnen vanuit de wet en de SLO. Burgerschapsvorming zou moeten bijdragen aan kennis van en respect voor ‘de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals verankerd in de Grondwet, en de universeel geldende fundamentele rechten en vrijheden van de mens’, evenals ‘verschillen in godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, afkomst, geslacht, handicap of seksuele gerichtheid, en de waarde dat gelijke gevallen gelijk behandeld worden’. Met deze kennis en dit respect kunnen leerlingen ook de sociale en maatschappelijke competenties ontwikkelen die hen ‘in staat stellen deel uit te maken van en bij te dragen aan de Nederlandse democratische samenleving’ (lid 3, sub b). Burgerschapsontwikkeling profiteert ook van het onderwijzen van sociale en maatschappelijke vaardigheden die leerlingen helpen een plek in de democratie en de samenleving te vinden. Filosoferen kan hierbij een grote rol spelen, vooral vanwege artikel 3a waarin staat dat scholen een veilige omgeving moeten creëren ‘waarin leerlingen worden gestimuleerd actief te oefenen met de omgang met en het handelen naar deze waarden’. Het creëren van een veilige denkruimte is immers een randvoorwaarde voor het filosoferen met kinderen.
Scholen zijn vrij om naar eigen visie invulling te geven aan burgerschapsvorming, mits voldaan wordt aan de realisatie van voornoemde kerndoelen. Dit betekent dat scholen ervoor kunnen kiezen om burgerschapsvorming in te vullen door filosofieonderwijs aan te bieden, namelijk door te gaan filosoferen met kinderen. Dit is een uitstekende manier waarop kan worden voldaan aan de eisen die aan burgerschapsvorming worden gesteld.
Filosoferen als burgerschapsoefening
Filosoferen met kinderen, vooral zoals gedaan wordt door Rotterdam Vakmanstad, sluit uitstekend aan bij het oefenen van burgerschap. Filosoferen met kinderen (onder begeleiding van een opgeleide filosoof of een bekwaam autodidact met de vereiste filosofische kennis en vaardigheden) betekent het voeren van een open gesprek met iedereen over alles, met alle verschillen die er zijn. Hierbij zijn een aantal randvoorwaarden van toepassing die aansluiten bij de waarden die horen bij burgerschapsvorming: vreedzaam uitwisselen van gedachten met elkaar, begrip hebben voor het standpunt van de ander en daarop kunnen reageren, het formuleren van eigen (rationele) ideeën en kennis nemen van die van anderen. Het vermogen om naar elkaar te luisteren, ook naar elkaars meningen (die bij filosofie beredeneerde meningen zijn), is daarbij onmisbaar, en dit is tevens een doel dat de Rijksoverheid stelt bij burgerschapsvorming (zie Eerste Kamer stemt in met nieuwe wet voor burgerschapsonderwijs | Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl). Door hiermee te oefenen in lessen wordt bijgedragen aan democratisch burgerschap, waarbij tijdens filosofische gesprekken de vrijheid van denken en de vrijheid om gedachten te uiten een centrale rol spelen. Dit kan tevens respect bevorderen voor deze vrijheden.
Hoe Europese burgerschapsdoelen terugkomen in filosofielessen
Wanneer we kijken naar Europese richtlijnen, zoals het Referentiekader Competenties voor Democratische Cultuur (zie The reference framework of competences for democratic culture in brief (coe.int)), die zouden moeten bijdragen aan ‘respect voor mensen- en kinderrechten’, waar Nederland wettelijk aan gebonden is (artikel 9 van de wet), zien we dat burgerschapsvorming draait om het ontwikkelen van vaardigheden, houding, kennis en waarden. Veel, zo niet alle competenties die daarin gedefinieerd zijn, komen terug bij het filosoferen met kinderen. Deze omvatten: analytische en kritische denkvaardigheden (inclusief kennis en kritisch begrip van kennis, wat wordt geoefend in elke filosofieles, aangezien logisch redeneren en argumenteren een integraal onderdeel zijn van elke filosofische sessie), luister- en observatievermogen (luisteren naar het argument van de ander, verschillen in opvattingen kunnen opmerken), evenals kennis en kritisch begrip van zichzelf en anderen (kennis van de eigen gedachten, opvattingen en argumenten, en kennis van die van anderen). Daarnaast spelen taalvaardigheden en communicatieve vaardigheden een rol (het vermogen om de eigen gedachten te verwoorden en te delen, het horen en begrijpen van het argument van een ander), evenals kennis en kritisch begrip van taal (aangezien filosofie in essentie een talige bezigheid is). Respect (het vermogen om vreedzaam van gedachten te wisselen en in te gaan op de argumenten, zonder de persoon van de ander aan te vallen) en tolerantie voor ambiguïteit (het vermogen om om te gaan met filosofische onzekerheid) zijn ook van belang.
Het werken aan burgerschapsdoelen toegelicht
Bij filosoferen worden verschillende vaardigheden direct geoefend. Luistervaardigheden spelen een zeer belangrijke rol, aangezien filosofische groepsgesprekken zonder effectief luisteren niet mogelijk zijn. Het vermogen om actief te luisteren naar de ideeën en argumenten van anderen is essentieel om een constructieve dialoog te voeren.
Daarnaast worden analytische en kritische denkvaardigheden ontwikkeld door het analyseren van filosofische vraagstukken en problemen. Logisch redeneren en argumentatie helpen bij het verduidelijken van het vraagstuk en het verkennen van argumenten die voortkomen uit de verschillende perspectieven.
Het inlevingsvermogen van leerlingen wordt gestimuleerd doordat ze zich kunnen verplaatsen in het denken van anderen en hun standpunten kunnen begrijpen, zelfs als ze het er niet mee eens zijn. Dit draagt bij aan het ontwikkelen van empathie en het vermogen om zich in te leven in verschillende standpunten.
Daarnaast vereisen filosofische gesprekken ook sterke taalvaardigheden. Leerlingen worden uitgedaagd om hun gedachten op een begrijpelijke en coherente manier te formuleren, zodat ze effectief kunnen communiceren met anderen.
Tijdens filosofische gesprekken werken leerlingen intellectueel samen om filosofische problemen op te helderen en oplossingen te vinden, of om antwoorden te vinden op filosofische vragen. Dit bevordert niet alleen de individuele ontwikkeling van de leerlingen, maar ook het vermogen om samen te werken en ideeën uit te wisselen met anderen.
Deze vaardigheden zijn niet alleen nuttig binnen de filosofie, maar hebben ook brede toepasbaarheid in andere aspecten van het leven en dragen bij aan de algemene vorming van de leerlingen.
Kennis en kritisch bevattingsvermogen krijgen vooral een plek binnen het filosoferen met kinderen omdat leerlingen de vrijheid hebben om te zeggen wat ze denken, en de beweringen die ze maken en de argumenten die ze daarvoor aandragen, kunnen worden bevraagd door andere leerlingen of de docent. Op die manier krijgen ze inzicht in hun denkprocessen. Met andere woorden, het stimuleert metacognitie. Tijdens dit proces ervaren ze ook de rol van taal en communicatie bij het uitwisselen van gedachten tijdens een filosofieles.
Naast het oefenen van deze vaardigheden in elke filosofische sessie, sluiten sommige lessen en thema’s ook inhoudelijk hierop aan. Dit geldt bijvoorbeeld voor lessen die gaan over de scheidslijn tussen echt en nep, waarin mediawijsheid aan bod komt. Daarnaast komen ethische vraagstukken en sociaal-politieke kwesties ook aan bod in het filosofieonderwijs.
Doordat er wordt gewerkt met interculturele groepen, komen ook andere competenties en waarden terug in filosofielessen die hierbij aansluiten. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
- Menselijke waardigheid: het bespreken van de waarde en het respect voor ieder individu.
- Rechtvaardigheid: het onderzoeken van wat rechtvaardig is en het bespreken van gelijke behandeling en eerlijke kansen.
- Eerlijkheid en billijkheid: het bevorderen van eerlijkheid in argumentatie en het bespreken van rechtvaardige verdeling van middelen en kansen.
- Openheid naar en waardering van culturele en levensbeschouwelijke diversiteit: het stimuleren van respect en begrip voor verschillende culturen en levensbeschouwingen.
- (Wereld)geschiedenis, inclusief de geschiedenis van de wijsbegeerte: het verkennen van filosofische ideeën en denkers uit diverse culturen, niet alleen beperkt tot de westerse filosofie.
- Democratie: het bespreken van democratie als bestuursvorm en het onderzoeken van verschillende perspectieven hierop.
- Samenwerkingsvaardigheden: het samen onderzoeken en bespreken van filosofische vraagstukken, waarbij respect voor elkaars ideeën en samenwerking essentieel zijn.
- Conflict oplossingsvaardigheden: het behandelen van ethische of sociaal-politieke vraagstukken waarin conflicten een rol spelen en het bevorderen van het vermogen om constructieve oplossingen te vinden.
- Milieu en duurzaamheid: het bespreken van ecologische vraagstukken en het stimuleren van bewustzijn en verantwoordelijkheid met betrekking tot het milieu en duurzaamheid.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de bredere reikwijdte van thema’s en competenties die in filosofielessen aan bod kunnen komen, en die aansluiten bij de interculturele context en waarden.
Vanuit de filosofie kunnen verdere reflecties plaatsvinden over menselijke waardigheid, wat het inhoudt en of het belangrijk is. Hetzelfde geldt voor culturele diversiteit, democratie, rechtvaardigheid, billijkheid en gelijkheid voor de wet. Filosofie kan niet voorschrijven dat deze zaken moeten worden gewaardeerd, maar het kan wel leiden tot diepgaande overwegingen over hun aard en of ze waardering verdienen.
Uiteindelijk biedt filosofie de mogelijkheid om vrijwel alle kennisgebieden te bespreken, inclusief kennis van democratische waarden en de procedures van de rechtsstaat die belangrijk zijn voor burgerschapsvorming.
Enkele voorbeelden van hoe de doelen kunnen terugkomen in een gesprek
Binnen de filosofie zijn verschillende domeinen te onderscheiden, waaronder:
· Kennisleer: dit domein heeft betrekking op wat we kunnen weten, hoe we kennis kunnen vergaren en hoe we kunnen bepalen of iets waar is.
· Ethiek: dit domein behandelt vraagstukken met betrekking tot wat goed en slecht is, welke handelingen moreel juist zijn en welke waarden en normen we moeten hanteren.
· Politieke filosofie: dit domein onderzoekt hoe we op een rechtvaardige manier kunnen samenleven, hoe macht verdeeld moet worden en welke politieke systemen het beste zijn.
· Zijnsleer: dit domein richt zich op de vraag naar het zijn en de aard van de werkelijkheid, inclusief de vraag naar het verschil tussen wat echt is en wat nep is.
· Mediawijsheid: dit domein behandelt vraagstukken met betrekking tot het kritisch beoordelen en begrijpen van media, het omgaan met informatie en bronnen, en het ontwikkelen van een bewuste houding ten opzichte van media.
Deze verschillende domeinen binnen de filosofie bieden ruimte voor diepgaande reflectie en discussie over uiteenlopende onderwerpen en dragen bij aan het ontwikkelen van kritisch denken en het begrijpen van complexe vraagstukken.
Dit kan worden geoefend aan de hand van gedachte-experimenten, zoals bijvoorbeeld Plato’s grot. Hierbij onderzoeken leerlingen hoe het kan dat mensen zich vergissen en of ze kunnen ontdekken dat ze zich vergissen. In gesprekken hierover denken leerlingen na over of je alleen door te denken iets kunt weten of ontdekken, of dat je ook je zintuigen nodig hebt. Een voorbeeld van een argument van een leerling is: “Je zintuigen hebben niet altijd gelijk” en “als je alleen maar iets denkt, weet je het nog niet zeker.” Tijdens een les gaven leerlingen ook aan dat als een groep mensen zich vergist en iemand daarachter komt, de anderen hem niet per se geloven omdat ze het zelf niet hebben gezien, zoals in het geval van Plato’s grot. Bij ethiek komen er beweringen terug, wanneer het gaat over regels, dat een regel pas eerlijk is ‘als iedereen het ermee eens is’, en dat je tijdens een spel ‘niet de regels steeds mag veranderen, ook al is het je eigen spel, omdat je dan vals speelt.’
Tijdens een les over de onzichtbaarheidsring van Gyges onderzoeken leerlingen de vraag: “Mag je doen wat je wilt als niemand het ziet?” Sommige leerlingen beweren dat je dan bijvoorbeeld “geld mag stelen of een auto, want je wordt toch niet gepakt”. Daarop reageren andere leerlingen met uitspraken als: “Maar zelfs als je een onzichtbaarheidsring hebt, blijf je nog steeds een mens. Als je gaat stelen, gedraag je je vreemd” en “je komt niet echt verder in het leven”. Vervolgens leren de leerlingen dat Plato dit verhaal laat terugkomen in zijn boek ‘De Republiek’ en stelt: “Om een goed mens te zijn, moet je goede dingen doen”. De leerlingen worden dan gevraagd of Plato gelijk heeft en wat goede dingen zijn om te doen. Daarna schrijven ze op welke goede dingen ze vinden om te doen, en deze lijst wordt vergeleken met de vraag: “Wat zou je doen met een onzichtbaarheidsring?” Vervolgens wordt besproken waarom er verschillen zijn tussen de twee lijsten.
Bij elk filosofisch onderzoek wordt expliciet doorgevraagd bij de beweringen die worden gemaakt, zowel door de leerlingen zelf als door de docent, om een stevige dialectiek op gang te brengen. Dit proces van kritisch doorvragen, argumentatie, tegenargumentatie en het bedenken van tegenvoorbeelden is essentieel om de leerlingen te stimuleren hun standpunten verder te onderbouwen en te verdedigen. Het is ook bedoeld om hen uit te dagen om andere perspectieven te overwegen en mogelijke tegenstellingen te verkennen.
Bij elk filosofisch onderzoek oefenen leerlingen dus vaardigheden die verbonden zijn aan doelen die ook bij burgerschapsvorming worden gesteld. Door middel van filosofische onderzoeken worden leerlingen gestimuleerd om kritisch na te denken, argumenten te analyseren, verschillende perspectieven te overwegen en te respecteren, en constructief deel te nemen aan discussies. Deze vaardigheden zijn niet alleen relevant in de context van filosofie, maar ook voor het ontwikkelen van burgerschapscompetenties.