Werk aan de winkel
Een zondagmiddag in april 2023. Pieter Mostert in gesprek met kinderfilosofen[1]. We onderzoeken onder andere of en hoe we het filosoferen een plek zouden willen en kunnen geven binnen het kader van de sinds 2021 door de overheid verplichte aandacht voor burgerschap binnen het onderwijs. Is er via het ‘burgerschap-paard van Troje’ ruimte te veroveren in scholen of wordt daarmee het eigene van het filosofische gesprek geweld aan gedaan? De vraag is dan wat de minimumcondities zijn om ergens van waarde te willen en kunnen zijn als praktisch filosoof. Voor Pieter is dat als een gesprek mogelijk is waar dat voorheen niet zo was, of als een tot dan toe argumentatief gesprek een exploratief – onderzoekend – gesprek kan worden. En als de inzet is zich samen te beraden: vanuit en met de ander(en) te denken. Maar dat zijn de minimumcondities van Pieter. Hoe zit dan met ons? Een voorzet: wanneer en waarom ik filosoferend van waarde wil zijn als het gaat om burgerschap.
Scholen hebben volgens de in Nederland populaire onderwijs pedagoog en filosoof Gert Biesta[2] drie functies. Natuurlijk is dat het verwerven van kennis en het aanleren van vaardigheden die meestal ook centraal staan. Maar daarnaast moeten kinderen zich op school kunnen vormen tot een individu te midden van anderen. En last but not least is het idee dat de school een maatschappelijke oefenruimte is, waarin je voor het eerst onderdeel wordt van bestaande tradities en praktijken. Burger zijn van een democratische rechtsstaat is zo’n bestaande traditie en praktijk.
Sinds het schooljaar 2022 is burgerschap een wettelijk verplicht onderdeel van het onderwijs op alle scholen. Minimaal moet er aandacht besteed worden aan de basiswaarden in de Nederlandse samenleving als respect voor en kennis van de democratische rechtsstaat en daar moet op school ook naar gehandeld worden. Kinderen moeten ook sociale en maatschappelijke competenties kunnen ontwikkelen die nodig zijn om deel te kunnen nemen aan die democratische samenleving en de school moet daarvoor een veilige oefenplaats zijn. Scholen waren dus altijd al een maatschappelijke oefenruimte, maar nu zijn scholen verplicht expliciet aandacht te besteden aan ‘de basiswaarden’ in de Nederlandse samenleving.[3]
Op scholen krijgt burgerschapsvorming vorm in ‘kennis’ overdracht over de representatieve democratische rechtsstaat waarin wij leven en/of wordt gebruik gemaakt van door – al dan niet commerciële – aanbieders ontwikkelde overdracht van ‘gewenste omgangsvormen.[4] En deze door de overheid geïnitieerde propaganda over hoe moet worden samengeleefd, zou wel eens meer schade kunnen opleveren, dan goed doen. Daarvan waren de woedende reacties van ouders tijdens de week van de liefde over het onderwijs rond seksuele vorming een goed voorbeeld. Zienswijzen als het afwijzen van homoseksualiteit werden behandeld als vooroordelen of in het kader van discriminatie. Voor alle helderheid: daar is niet altijd sprake van als iemand homoseksualiteit afwijst.
De vraag is hoe zo’n oefening in democratisch burgerschap er dan wel uit zou kunnen zien. Dat is een urgente vraag want onze representatieve democratie is in crisis. Steeds meer mensen zijn politiek afgehaakt of afgehaakt gemaakt door de overheid. Mensen die zich niet gehoord en gezien weten en zich dan ook door geen enkele politieke partij of politicus gerepresenteerd voelen. Zoals in alle crises ontstaat ook hier tegelijkertijd ‘het nieuwe’. Overal in Europa wordt spontaan vorm gegeven aan directe democratie, zoals in het burgerberaad, of in de opkomst van nieuwe lokale politieke partijen en de recente opkomst van de landelijke Burger Boer Beweging. ’Gewone mensen’ die zich niet vertegenwoordigd weten en juist daarom actief mee gaan doen. De vraag is dan of er recht wordt gedaan als die nieuwkomers in de politiek vooral worden gezien als een bedreiging van de gevestigde representatieve democratie. Ja die is in crisis, maar het onheil komt niet van buiten.
Directe democratie betekent dat mensen samen denken en handelen. En daarin kunnen kinderen oefenen In de maatschappelijke oefenruimtes die scholen altijd al waren. Dat zou vorm kunnen krijgen door te filosoferen met kinderen en jongeren naar aanleiding van wat hen verrast, verbaast of steekt in de dagelijkse werkelijkheid. Ieder kind heeft zijn eigen plek in de wereld en vanuit dat perspectief denkt en praat hij, zij, het. In filosofische gesprekken oefenen kinderen in samen hardop denken, het eigen denken te onderzoeken en te luisteren naar gedachten die zich vanuit een ander perspectief op de wereld – die ook als je klein bent al tussen ons is – hebben ontwikkeld. Een echte vrijplaats. Een juf, meester of iemand anders die een gesprek leidt en ingrijpt als een kind zegt dat alle homo’s van het dak moeten worden gegooid, mist een kans tot een onderzoekend gesprek naar of, wanneer en waarom mensen andere mensen mogen doden. Wat een best actueel politiek thema is nu er bijvoorbeeld dagelijks mensen op de vlucht worden gedood omdat ‘zij’ van de andere kant van het hek niet zijn als ‘wij’.
Zo’n gesprek naar aanleiding van wat in de wereld tussen ons/ de dagelijkse werkelijkheid steekt of verbaast, is dan eerder een socratisch beraad op kinderniveau dan een (klassiek) filosofisch gesprek met kinderen dat begint met een ‘denkstimulus’ en zich op alle andere filosofische domeinen kan bewegen. Je levert voor zo’n beraad dus wel wat van de filosofische vrijplaats in. Dat lever je dan in vanuit de evident urgente crisis van de democratie. Dat is de keus die ik maak. Oefenen in het democratie-doen. En het liefst groeit dat natuurlijk uit in de school tot ver buiten de filosofeer-ochtenden. Deze oefening in directe democratie is de minimumvoorwaarde voor mij om te willen filosoferen onder de paraplu van burgerschap. In dat paard van Troje stap ik met liefde. Dat is ook omdat ik vooral niet wil dat burgerschap wordt ingevuld met morele propaganda over hoe en wat we wel en niet mogen denken.
Het goede nieuws voor de mensen die gehecht zijn aan de vrijplaats lijkt mij dat als kinderen op deze manier oefenen in samen denken, die vaardigheid ook van waarde is in alle andere vakken die horen bij het eerste en tweede kennisdomein. Er is bijvoorbeeld niets mooier dan filosoferen te verbinden aan het kunstonderwijs waar het schilderij, de muziek, de film of het theater de stimulus is. Of net zo mooi om je bij het leren rekenen af te vragen hoe dat nou toch zit met nul en niets.
Dat denk ik dan. Voorlopig althans. Omdat ik nog niet weet hoe jij het ziet.
[1] https://www.hetnieuwetrivium.nl/index.php?id=34
[2] https://didactiefonline.nl/blog/blonz/biestas-drieslag-denkaanzetter
[3] Zie artikel Piet van der Ploeg
[4] zie bijvoorbeeld https://www.slo.nl/vakportalen/vakportaal-burgerschap/