Home » Artikelen » Experts aan het woord: moet je wel filosoferen met kinderen over levensvragen?

Experts aan het woord: moet je wel filosoferen met kinderen over levensvragen?

In dit artikel legt Paulien Hilbrink een zestal mensen, afkomstig uit verschillende onderwijsrollen, de vraag voor óf en in hoeverre je wel met kinderen moet filosoferen over levensvragen. Jessica van der Schalk, Simone Mark, Bastiaan Bottemanne, Doenja Heemsbergen, Ismail Aghzanay en Annelies Dronkert geven antwoord.

Jessica van der Schalk, promovendus in de wijsbegeerte* en kinderfilosoof.

Filosoferen met kinderen over levensvragen? Jessica stelt dat er eerst goed onderlegde kinderfilosofen met pedagogen om de tafel moeten gaan zitten: ‘Het is van belang helder te krijgen welke vragen, welke paradigma’s bij welke leeftijd passen en in welke volgorde het aanbieden ervan zinvol is. Een pedagogisch onderbouwde visie op dit vlak ontbreekt, ondanks dat er wel volop en soms ook succesvol met kinderen over levensvragen gefilosofeerd wordt. Het ontbreken van een visie op dit onderdeel van FmKJ kan een reden zijn om FmKJ niet te introduceren op de basisschool.’

‘Het gaat er niet om of kinderen het aankunnen, maar of zij zelf niet op het spel staan. Denkvaardigheden oefen je niet met levensvragen. Dat werkt eerder verstorend bij FmKJ. Bij het schip van Theseus kun je alle kanten op, maar bij pesten niet. Dan kun je niet alles zeggen. Levensvragen waarin alles gezegd moet kunnen worden moeten zeker niet vermeden worden. Maar kinderfilosofen moeten zich goed afvragen of dit soort vragen tijdens filosoferen aan bod moeten komen.’

‘Het gaat er niet om of kinderen het aankunnen, maar of zij zelf niet op het spel staan. Denkvaardigheden oefen je niet met levensvragen.’

‘Bij FmKJ wil je dat kinderen beter leren denken. Er moet nagedacht worden welk soort vragen binnen welke paradigma’s hiertoe op welke manier kunnen bijdragen. Het scepticisme bijvoorbeeld: met het gezegde dat bij FmKJ alle antwoorden goed zijn, kom je, als je het helemaal doortrekt, bij een sceptische houding ten opzichte van kennis terecht. Is dat wel verantwoord? Kun je met kinderen van zes al nadenken over de vraag of robots nuttig zijn? Het pragmatisch denken past misschien beter bij oudere kinderen, die bovendien al wat denkvaardigheden onder de knie hebben. Ethische vragen belemmeren kinderen om vrij te denken. Je kunt niet teveel doorvragen, omdat kinderen er behoefte aan hebben dat sommige dingen goed en sommige dingen slecht zijn. Dit kun je beter later ter discussie stellen. Bij logica stuur je weer niet op inhoud, maar op vorm. Van de verschillende soorten paradigma’s moeten kinderfilosofen zich bewust zijn, om zo kinderen effectief beter te leren denken.’

‘FmKJ maakt een kans om vak te worden als het gericht is op denkvaardigheden en logica. Maar er moet eerst een heldere structuur aangebracht worden, waarin we bepalen welke onderwerpen en paradigma’s wanneer en in welke volgorde moeten worden aangeboden. Een pedagogisch verantwoorde doorlopende leerlijn van leren denken, maakt het onderscheid tussen FmKJ, levensbeschouwing en maatschappijleer voor de buitenwereld meteen helder. Dan is FmKJ een volwaardig vak.’

* In mijn proefschrift zijn er drie hoofdthema’s. 1) Kan filosoferen met kinderen een goede kandidaat zijn voor het onderwijzen van zogenaamde 21st century skills (b.v. kritisch denken, probleemoplossend denken, creatief denken en goed communiceren). 2) Zijn er, zowel vanuit pedagogisch als filosofisch oogpunt redenen om aan te nemen dat het wenselijk is om bepaalde paradigma’s en onderwerpen in een bepaalde volgorde en/of in een bepaalde leeftijdsfase aan te bieden? 3) Welke kennis moet een docent hebben van de filosofie om bepaalde leerdoelen te kunnen halen in filosoferen met kinderen?

Simone Mark, oprichter van Centrum Pedagogisch Contact (CPC) en auteur van Pedagogisch Contact.

‘Kinderen leven in de ervaring. Filosoferen biedt kinderen de mogelijkheid om bewust te worden van hun ervaringen en deze taal te bieden. Het is goed om, bijvoorbeeld zoals wijlen Meester Karamori deed, met elkaar gesprekken te voeren over levenservaringen.’

‘Maar voor ieder kind is het een ander gesprek. Er zijn daarom grenzen aan hoever je over een onderwerp door kunt filosoferen. De begeleider dient gevoelig te blijven voor de ervaringsstroom van elk kind. Dit is een kwestie van tactvol handelen. Er mag een lach en een traan vallen, maar kinderen mogen elkaar niet uitlachen of de verhalen doorvertellen. Het moet bovendien een omgeving zijn waarin de begeleider beschikbaar is als een kind zich bewust wordt van iets dat moeilijk hanteerbaar is.

‘De begeleider dient gevoelig te blijven voor de ervaringsstroom van elk kind. Dit is een kwestie van tactvol handelen.’

‘Het spreken over levenservaringen vraagt om tactvol handelen zodat kinderen bereid zijn om mee te doen en waardoor het een leerzame ervaring wordt.’

Bastiaan Bottemanne, schoolleider

‘Kinderen zitten vol vragen, zijn nieuwsgierig en verwonderen zich regelmatig over dingen. In het onderwijs is voor het laatste vaak weinig tijd en dat is jammer want verwondering zorgt voor interesse bij kinderen. Interesse is zo belangrijk voor het leren. Filosoferen, ook over levensvragen, kan een mooie manier zijn om invulling te geven aan die verwondering.’

‘Filosoferen, ook over levensvragen, kan een mooie manier zijn om invulling te geven aan de verwondering.’

Doenja Heemsbergen, verbonden aan de Denkkrachtcentrale, filosofeert o.a. op vrije scholen

‘In het vrije school onderwijs wordt er gehandeld vanuit de gedachte dat in de jonge jaren van het opgroeiende kind eerst het ‘eigen ik’ de kans moet krijgen te vormen, rijpen en stevig te worden. Pas als dit proces zich voltrokken heeft, zonder al te veel ruwe verstoringen door wereldse problemen die het kind nog niet kan verwerken, kan zich een psychische eenheid vormen waardoor het kind later de schokken, veroorzaakt door de minder fraaie kanten van ons bestaan, kan opvangen. Dit moet rustig gebeuren, dus niet door externe factoren versneld, zodat een kind niet tegenover de buitenwereld komt te staan, maar er juist langzaam in kan groeien, deel van kan worden op zijn eigen tijd en manier.’

‘Kun je dan wel met jonge kinderen filosoferen over levensvragen? Jazeker, vanaf een jaar of 9 is er geen enkel bezwaar te verzinnen. Daarvóór, tussen 7 en 9 ongeveer, zou je je kunnen afvragen of filosoferen (überhaupt, ook afgezien van levensvragen) de buitenwereld niet te ruw doet binnen denderen, wanneer de ontwikkeling van het ‘ik’ zich nog niet in voldoende mate heeft voltrokken.’

‘Maar niemand kan moeilijke vraagstukken en nare gebeurtenissen weghouden uit zijn leven, ook kinderen niet. Het idee is dat die niet gecensureerd worden, maar met behulp van een volwassene worden omgevormd tot iets (een verhaal, iets kunstzinnigs) dat voor het kind te behappen is, zodanig dat het zijn emotionele ontwikkeling en begripsvermogen niet overstijgt. Ik denk dat filosoferen juist voor een goede manier van ‘omvormen’ kan zorgen. Overigens weet ik niet of het voor de vrije school van belang zou zijn onderscheid te maken tussen ‘gewone filosofische vragen’ en levensvragen. Ik heb dat eerder niet onderzocht, puur omdat ik er nooit bij stil gestaan heb. De reden daarvan is dat ik van mening ben dat wanneer je gaat filosoferen, je vanzelf de poorten openzet voor levensvragen. Die rollen als het ware vanzelf mee naar binnen.’

‘Ik ben van mening dat wanneer je gaat filosoferen, je vanzelf de poorten openzet voor levensvragen.’

‘Het is wat mij betreft één pakket: een vraag is het filosoferen waard als die onderzoek en nieuwsgierigheid, urgentie of plezier opwekt. Wel vind ik dat je, wanneer je meteen levensvraag aan de slag gaat (gesteld dat je die als zodanig kunt herkennen), je voelsprieten extra goed moet opzetten; zo’n vraag brengt misschien een grotere persoonlijke kwetsbaarheid met zich mee. Ikzelf ben trouwens van mening dat er met kleuters al gefilosofeerd kan worden; je hoeft immers als gespreksbegeleider geen heftige of bedreigende onderwerpen binnen te brengen, en als de kinderen er zelf wel mee komen, dan is het onderwerp ‘eigen’ en zijn ze er waarschijnlijk aan toe. Dan heb je alleen nog het probleem van individuen in een groep: niet iedereen is op hetzelfde moment aan dezelfde onderwerpen toe en de verschillen daarin kunnen heel groot zijn. Maar dat geldt overal en altijd voor functioneren in groepen en staat los van de vrije school pedagogiek.’

Ismail Aghzanay, Landelijk Ambassadeur Onderwijs

‘Zeker kun je kinderen bepaalde levensvragen stellen, maar je moet er balans in aanbrengen. Je kunt kinderen minder diepgaande vragen stellen, zoals wat zijn verschillen tussen mensen en dieren, wat is vriendschap, wat zijn de verschillen tussen je docent en je ouders?’

‘Je moet gaan van grote naar kleine vragen. Als je gaandeweg diepgaande vragen gaat stellen, worden kinderen kwetsbaarder en dat is goed, want dan maak je op persoonlijk vlak meer verbinding met elkaar. Kwetsbaarheid verbindt.’

‘Als je gaandeweg diepgaande vragen gaat stellen, worden kinderen kwetsbaarder en dat is goed, want dan maak je op persoonlijk vlak meer verbinding met elkaar.’

‘Maar je moet op een bepaald moment het gesprek weer wat luchtiger maken, door een zijweg in te slaan. Je kunt zo voorkomen dat het te zwaar wordt. Het moet een wisselwerking zijn.’

Annelies Dronkert, onderwijsprofessional

‘Kleine mensen, grote vragen! Als leerkracht in het PO gebeurt het regelmatig dat leerlingen ineens, uit het schijnbare niets, levensgrote vragen kunnen stellen waar geen antwoord op mogelijk lijkt. Waarvan je met de mond vol tanden staat en even niet weet hoe je er op moet reageren. Vragen in de categorie ‘juf, is er leven na de dood?’ of ‘Meester, wat is nou eigenlijk zinvol aan dit leven?’ of ‘Kan jij leven zonder vrienden, juf?

‘Vragen waar je misschien in eerste instantie van terugschrikt of lastig mee uit de voeten kunt, zijn bij uitstek de vragen waar je als leerkracht op in moet gaan. Want realiseer je dat filosofische vragen niet alleen ontstaan uit verwondering. Emoties als angst, wanhoop en bijvoorbeeld twijfel maken dat ook ‘kleine mensen’ heel veel grote vragen hebben.’

‘Filosofie gaat over jezelf en de ander, over de maatschappij. Maar als eerste leren leerlingen verbinding te maken met zichzelf. Ze leren om zichzelf te begrijpen, hun gevoelens te plaatsen, te verkennen wat ze willen en hoe ze dat willen om daarna hun positie te kunnen bepalen ten opzichte van de ander. Eerst jezelf waarderen om daarna een ander te kunnen waarderen!’

‘Neem geplande tijd en schep een leerklimaat waarbinnen ruimte en veiligheid bestaat om deze, en andere filosofische vragen te kunnen bespreken. Juist deze setting, deze veiligheid en dit vertrouwen geven de verbinding die nodig is om te groeien. Waarbij ik zelfs stellig wil beweren dat dit groeikansen betreft voor leerling én leerkracht…want….ook grote mensen hebben grote vragen!’

‘Kinderen kunnen de meest heftige en lastige vraagstukken op je bordje leggen, zonder zelf maar te beseffen dat het een existentiële vraag is.’

‘Op de vraag of sommige filosofische vragen te moeilijk zijn, kan ik verder alleen maar teruggeven dat kinderen de meest heftige lastige vraagstukken op je bordje kunnen leggen, zonder zelf maar te beseffen dat het een existentiële vraag is. Hier op ingaan, biedt alleen maar kansen voor de leerling. Ze krijgen de kans zich te oriënteren op hun omgeving, ze leren systeem aan te brengen in hun gedachtes, ze leren dat er niet alleen vandaag is, maar ook later (korte termijn, lange termijn). Ze leren dat ook grote mensen niet altijd antwoord hebben. Dat er vragen zijn, waar niemand (nog) een antwoord op heeft. En dat dit kan en mag. Filosoferen opent. Het verbindt. Het houdt je nieuwsgierigheid levendig. Bij kleine mensen én bij grote mensen!’

Geschreven door:

Paulien Hilbrink

bestuur CKN, kinderfilosoof, leerkracht
Meer artikelen uit dit dossier:
Share This