de boebelen krijgen
Het is een Antwerpse uitdrukking: van iets of iemand de boebelen krijgen.
Een zuiderse variant van jullie gezegde ‘over je nek’ of ‘over de rooie’ gaan.
Wel, ik krijg er behoorlijk de boebelen van dat filosoferen met kinderen dikwijls verengd en versmald wordt tot louter levensbeschouwelijke kwesties.
Het lijkt een hardnekkig misverstand dat filosoferen met kinderen vooral over prangende actuele hangijzers of over de zogezegd ‘diepere’ levensvragen moet gaan: vriendschap, goed en kwaad, pesten, corona, opwarming van de aarde…
Maar wie bepaalt dat de ene vraag dieper is dan de andere? En wat betekent die zogezegde ‘diepte’ trouwens? Alta Rosi uit mijn kleuterklas zegt daarover ferm: ‘een zwembad kan diep zijn. En een put óók. Maar een vraag toch niet?’
geen verkapte crimineel
Ik ga [als ze zich voordoen] dat soort vragen niet uit de weg.
Als in deze coronaire quarantijden de vierjarige Badr [die op het journaal óók doodgegooid wordt met statistieken] in de klas vraagt: ‘vanaf welke leeftijd kan je eigenlijk sterven?’ dan onderzoeken we dat. Grondig. Zo grondig dat Titus op het einde in alle rust concludeert: ‘Ok. Ik versta het, denk ik: alles wat geboren wordt, is een risicogroep.’
En als ze me in de derde klas [bij jullie: groep 5] enthousiast komen vertellen over hun project ‘prehistorie’ waarbij Enno zich terloops laat ontvallen: ‘soms vraag ik mij af of wij wel goeie voorouders zijn’ omarm ik dat cadeau. ‘Zijn wij goeie voorouders?’ is een crème van een vraag. Ze brengt me op het idee om met de klas ‘fossielen van de toekomst’ te gaan zoeken. Welke dingen zullen ze miljoenen jaren later van ons terugvinden? En wat zullen de vinders daarover dan denken en zich afvragen? Na ons filosofisch onderzoek hebben we stukjes transparante en andere plastic [= helaas één van de fossielen van de toekomst] in ouderwetse diaraampjes gestopt en met een fossiele diaprojector een wonderlijke presentatie gegeven voor de ganse lagere school.
alarmbel
Nee. Ik ga levensbeschouwelijke vragen niet uit de weg.
Toch leert de ervaring me dat het minstens even goed en vaak zelfs beter lukt om een behoorlijk filosofisch gesprek te hebben over ‘kan muziek nat worden?’ dan over de vraag ‘waarom leven wij?’
Doorgaans vragen kinderen zich dat laatste trouwens ook niet af.
Ze staan ’s morgens op om het leven te leven. Omdat dit nu eenmaal het beste [enige?] is wat je ermee kan doen. En omdat levendig leven toevallig iets is waar zij in uitblinken en wat ze fenomenaal goed kunnen.
Als kinderen toch de vraag naar de zin van het leven stellen, kan dat betekenen dat er iets ernstig mis is. Dat ze hun plezier in het leven [al] kwijt zijn.
Dan is het een vraag die alarmlampjes moet doen flikkeren.
pleasen
Of ze doen het om ons te pleasen. Omdat ze ervan uitgaan dat dit een vraag is die wij, grote mensen, graag horen. Dat ze dat denken is overigens niet verwonderlijk. Kinderen weten maar al te goed dat wij -volwassenen- ons graag als ‘opvoeders’ profileren. Dat we niet alleen hun lees-en rekenresultaten belangrijk vinden maar ook hun talent voor burgerschap en hun zogeheten 21ste eeuwse vaardigheden. Ze zien en ervaren dat we niet uitsluitend hun Cito-scores onder de loep nemen, maar dat we net zo goed hun ‘prestaties’ monitoren op het gebied van ‘communiceren’, ‘omgaan met jezelf en de ander’, ‘creativiteit’ en ‘digitale vaardigheden’. Ze weten en ondervinden dat wij hen als maakbare projecten beschouwen. En dat we óók hun persoonlijke groei en burgerschapskwaliteit reduceren tot af te vinken resultaten op landelijke leerlijnen van de Stichting Leerplan Ontwikkeling. [Mét hoofdletters].
Ze weten dat wij hen willen opvoeden tot weliswaar zeer mondige maar toch ook uiterst politiek correcte burgers. En dus komen ze met vragen die wij graag horen. Zo verdomd slim zijn ze nu eenmaal.
een voorbeeld
Dat pleasen is een valkuil waar Ignaas Devisch met open ogen is ingetrapt. Hij is in België een gevierd schrijver en een zeer gerespecteerde professor filosofie. Zo gerespecteerd dat hij samen met de hoogleraar logica Jean Paul Van Bendegem op maandagavond op TV een rubriek heeft gekregen in het human interest programma ‘Iedereen Beroemd’. Dat is vlak na het journaal van 19u en vóór de soap ‘Thuis’. In prime time dus en met veel kinderen voor de buis. Tijdens de voorbije lockdown heeft deze Ignaas Devisch nu eens gedaan wat hij altijd al had willen doen maar wat er tot nu toe nooit van was gekomen: een filosofieboek voor kinderen maken. Het heet ‘Zijn er nog vragen?’, het heeft een aantrekkelijke hardcover en is met veel zorg gepubliceerd bij salontafelboeken-uitgeverij Borgerhoff Lamberigts.
Toch is het onbeleefd slecht. Waarom?
Om te beginnen omdat professor Devisch naar de Gentse uniformschool Nieuwen Bosch is gegaan om er met kinderen te praten. En omdat de kinderen van die zeer prestigieuze school [bovendien goed voorbereid door hun leerkracht] vooral met vragen kwamen waarvan ze dachten dat de filosoof die ze kennen van op TV ze graag wilde horen: wat is de zin van het leven? Waarom doen mensen elkaar pijn? Waarom is de wereld onrechtvaardig?
Omdat zijn boek bulkt van de vooronderstellingen die doen alsof ze geen vooronderstelling zijn. Omdat alle problemen er plots en geheel vanzelf opgelost raken als de kinderen gaan praten met de wereldvreemde filosoof die ze in het dorp ‘het orakel’ noemen [hoe ongeloofwaardig verzonnen en fictief kan non-fictie zijn!] Omdat hij kinderen zo slecht kent dat hij meent zijn diepe filosofische inhoud te moeten verpakken in een melig, slap, pseudo spannend detectiveverhaaltje omdat het hen anders niet zal kunnen boeien.
De kinderen hebben hem verteld wat hij als ethicus graag wou horen en daar heeft hij [met het beeld dat hij van kinderen heeft] een boek over gemaakt.
Een boek dat door mijn ziel snijdt en waar ik de boebelen van krijg. Toch gaat het in de media lopen met alle aandacht die het niet verdient en staat het bij de Standaard Boekhandel in de top 3.
Hoe komt dat?
de wetten van de markt
Dan komen we bij een andere reden waarom filosoferen met kinderen vaak gereduceerd wordt tot louter levensbeschouwelijke kwesties. Omdat de markt dat zo dicteert. Kort door de bocht: een boek met de titel ‘moeder, waarom leven wij?’ verkoopt beter dan een met de vraag ‘is een boterham een onverteerde stront?’ op de cover. Ook al kan het eerste boek strontvervelend zijn. En het tweede een interessant onderzoek naar of iets van bij het begin reeds is wat het later zal worden. Maar het eerste spreekt de opvoeder en de beterweter in ons aan. Het tweede enkel het kind in onszelf dat we helaas al te dikwijls al lang vakkundig hebben vermoord en omgebracht…
filosoferen over voetbal
Het gebeurde een tijdje terug in de zesde klas [groep 8] van de basisschool.
Hamza die pas nieuw is en van zijn klasgenoten heeft gehoord dat ‘het bij filosoferen voor mij over om het even welk onderwerp mag gaan’ wil me uitproberen en testen. Als ik vraag waarover ze het de volgende keer willen hebben, roept hij met uitdagende vonkjes in zijn ogen: ‘voetbal’.
Ik zeg ‘ok. Op dezelfde voorwaarde als anders en dat is dat jullie met goeie vragen komen’. Die hébben ze.
De eerste die we onderzoeken is er eentje van Annelies: ‘Hoe komt het dat een man eerder van vrouw verandert dan van voetbalploeg?’ [Annelies is net door haar vriendje gedumpt voor een nog mooier exemplaar dan zijzelf toch al is terwijl dat ex-vriendje wel supporter blijft van een ploeg die allerlaatst staat in het klassement]. Het wordt een uiterst filosofisch gesprek dat óók over de betekenis en waarde van trouw gaat. En ik durf er mijn kop om te verwedden een beter gesprek dan als we pakweg voor deze vraag hadden gekozen: ‘is trouw in een relatie een belangrijke waarde?’ Judith, onze directrice, passeert na afloop in de gang en vraagt de leerlingen ‘en waarover hebben jullie gefilosofeerd?’
Chanelle [haar ouders hebben haar naam goed gekozen] die doorgaans alléén leeft voor mode en make-up antwoordt: ‘het ging over voetbal en het was interessant’. Hamza, de Marokkaanse jongen die ervan droomt een voetbalgod te worden zegt: ‘over trouw’.
En allebei hebben ze gelijk.
Mensen vragen me wel eens: ‘denk jij dat kinderen van dat filosoferen ook betere mensen worden? Dan antwoord ik: ja.
Ik ben effectief de mening toegedaan dat filosofie en filosoferen van ons betere mensen maakt.
Vooral omdat [en in de eerste plaats op die momenten dat] ze dat niet eens probeert en ambieert.
Verder besef ik verduveld goed dat er over fmkj en levensbeschouwing veel meer te zeggen valt dan wat ik nu heb gedaan. Natuurlijk.
Dit is slechts een steen in de kikkerpoel.
Niks méér dan dat.
Maar ook niks minder.